ECLI:NL:GHARN:2001:AB3025
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van leges in het kader van vergunningverlening onder de Wet milieubeheer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 11 juli 2001, staat de beoordeling van leges in het kader van vergunningverlening onder de Wet milieubeheer centraal. De belanghebbende, [X], had een vergunning verkregen voor het bewaren en bewerken van bedrijfsautowrakken, maar kreeg een legesnota van in totaal ƒ 13.124,- opgelegd voor de aanvraag van een revisievergunning. De belanghebbende betwistte de hoogte van deze leges en stelde dat de belastingschuld kort voor de inwerkingtreding van artikel 15.34a van de Wet milieubeheer was geformaliseerd, wat volgens hem onterecht was.
Het Gerechtshof oordeelde dat de leges terecht in rekening waren gebracht, aangezien de materiële belastingschuld op 9 juni 1997 was ontstaan en de formaliseringsperiode van drie jaar nog niet was verstreken. De rechtbank wees erop dat de hoogte van de leges door de Provinciale Staten wordt bepaald en dat de belastingrechter slechts kan toetsen of de geheven leges niet onredelijk zijn. De belanghebbende kon niet aantonen dat er sprake was van een begunstigend beleid ten opzichte van vergelijkbare bedrijven in de provincie Gelderland.
De uitspraak van de Ambtenaar werd bevestigd, en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke vervangende uitspraak. De griffier, I.B. Vermeulen-Post, en het lid van de kamer, T.J. Matthijssen, ondertekenden het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak.