ECLI:NL:GHARN:2001:AD3452

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99-01459
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.M. van Schie
  • N.E. Haas
  • M. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over aanslag vennootschapsbelasting 1994 en managementovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 22 augustus 2001, betreft het een belastingrechtelijk geschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen [P]. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1994. De belanghebbende, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de Inspecteur, die de aanslag handhaafde. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 augustus 2001, waarbij de rechters P.M. van Schie (voorzitter), N.E. Haas en M. Matthijssen aanwezig waren, evenals griffier R. den Ouden.

De Inspecteur betwistte de werkelijke bedoeling van de contractpartijen met betrekking tot een aanvullende arbeidsovereenkomst die op 12 december 1994 was gesloten tussen [X] B.V. en haar directeur [A]. De Inspecteur stelde dat deze overeenkomst niet de werkelijke verplichtingen van belanghebbende jegens [A] weerspiegelde en dat er geen reële kans bestond dat [X] B.V. aan haar verplichtingen zou voldoen. Het Hof oordeelde dat de werkverhouding tussen [X] B.V. en [A] was geregeld in een managementovereenkomst uit 1989, die tot en met 1994 niet was gewijzigd. De Inspecteur had geen bewijs geleverd dat de aanvullende arbeidsovereenkomst niet de werkelijke bedoeling van de partijen weergaf.

Het Gerechtshof concludeerde dat het beroep van [X] B.V. niet gegrond was en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. De mondelinge uitspraak werd in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2001. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak, maar het Hof benadrukte dat de mondelinge uitspraak niet aan heroverweging onderworpen kan worden. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 99/01459
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X] B.V.
te : [Z]
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag vennootschapsbelasting 1994
nummer : [1.V.46]
mondelinge behandeling : op 8 augustus 2001 te Arnhem door mr Van Schie, voorzitter, mr N.E. Haas en mr Matthijssen, in aanwezigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : [A namens belanghebbende, alsmede de Inspecteur]
Gronden:
1. Ter zitting is komen vast te staan dat de werkverhouding tussen belanghebbende (voorheen geheten: B.V. [Xa]) en haar directeur en enig aandeelhouder [A] enerzijds, en de [B]-Groep anderzijds, op 20 december 1989 is geregeld in een managementovereenkomst (die is neergelegd in een akte waarvan de Inspecteur ter zitting met toestemming van belanghebbende een kopie heeft overgelegd) en dat deze overeenkomst tot en met 1994 niet is gewijzigd.
2. Op 12 december 1994 heeft belanghebbende met [A] een aanvullende arbeidsovereenkomst gesloten welke een regeling bevat voor een vergoeding voor overwerk in de vorm van vrije tijd. Belanghebbende berekent dat toepassing van deze regeling [A] over 1994 recht geeft op 52 extra vakantiedagen (naast het normale aantal van 23 à 25).
3. De Inspecteur neemt het standpunt in dat de overeenkomst van 12 december 1994 niet de werkelijke bedoeling van de contractpartijen weergeeft en dat, zo al sprake is van een reële verplichting van belanghebbende jegens [A] uit hoofde van deze overeenkomst, er geen behoorlijke kans is dat belanghebbende aan haar desbetreffende verplichting zal moeten voldoen.
4. De Inspecteur maakt met zijn verwijzing naar:
de inhoud van de managementovereenkomst van 1989 (in het bijzonder artikel 1);.
de voor de [B]-Groep - ten gevolge van het risico van een langdurige afwezigheid van een belangrijke functionaris - in potentie bezwarende inhoud van de aanvullende arbeidsovereenkomst van 12 december 1994,
de omstandigheid dat de managementovereenkomst van 1989 in 1994 (en ook in 1995) niet is aangepast en dat de [B]-Groep ook niet expliciet heeft ingestemd met de consequenties van de aanvullende arbeidsovereenkomst,
aannemelijk dat ultimo 1994 geen behoorlijke kans bestond dat belanghebbende binnen afzienbare tijd haar uit de aanvullende arbeidsovereenkomst van 12 december 1994 voortvloeiende verplichtingen zou moeten nakomen aangezien zij alsdan in strijd zou handelen met de, ook door [A] ondertekende, managementovereenkomst van 1989.
Deze vaststellingen staan aan de door belanghebbende bepleite passivering in de weg.
5. Gelet op het onder 4 gegeven oordeel gaat het Hof voorbij aan de stelling van de Inspecteur dat de werkelijke bedoeling van de contractpartijen niet kan overeenstemmen met de inhoud van de aanvullende arbeidsovereenkomst van 12 december 1994 gezien de aard van de werkzaamheden die [A] op grond van de managementovereenkomst van 1989 door middel van belanghebbende ten behoeve van de [B]-Groep diende te verrichten.
6. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
slotsom:
Het beroep is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer in de samenstelling als hiervoor vermeld op 8 augustus 2001. Deze mondelinge uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2001 door mr. Van Schie, voorzitter van die kamer, in tegenwoordigheid van mr. Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter van voormelde kamer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 augustus 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.