Gerechtshof Arnhem
tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/1637
U i t s p r a a k
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de direkteur van de sektor Financiën, Belastingen en Automatisering van de gemeente Borne (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de haar voor het jaar 1997 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Borne.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1997 aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Borne opgelegd ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de in [Z] gelegen panden [a-weg 1, b-weg 2 en b-weg 3]. De aanslagen belopen een bedrag van ( in totaal) ƒ 17.070,--.
1.2. Deze aanslagen zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof.
De ambtenaar heeft vervolgens een vertoogschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de tweede enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 22 mei 2001 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbendes gemachtigde [alsmede de ambtenaar].
1.5. De ambtenaar heeft een pleitnotitie voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnotitie dient hier als ingelast te worden aangemerkt.
1.6. Het Hof heeft op 30 mei 2001 mondeling uitspraak gedaan. De voor partijen bestemde afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 31 mei 2001 aangetekend aan partijen verzonden.
De ambtenaar heeft op 25 juni 2001 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het in verband hiermee verschuldigde griffierecht is tijdig betaald.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
2.1. Belanghebbende is eigenaresse van voormelde onroerende zaken te [Z]. Deze onroerende zaken dienen niet in hoofdzaak tot woning.
2.2. De gemeenteraad van Borne heeft op 19 december 1996 de Verordening onroerende-zaakbelastingen 1997 vastgesteld. De verordening is op juiste wijze bekendgemaakt en per 1 januari 1997 in werking getreden.
2.3. Het in de onderhavige verordening voor het jaar 1997 opgenomen tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen beloopt ƒ 7,92. Het tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen bedraagt ƒ 9,51.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de gemeenteraad van de gemeente Borne bij het vaststellen van de onderwerpelijke verordening in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet door het tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen (per ƒ 5.000,--) te stellen op ƒ 7,92 en voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen op ƒ 9,51. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de ambtenaar daarentegen ontkennend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder genoemde pleitnota. Daaraan hebben zij ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vernietiging van de onder 1 bedoelde aanslagen.
3.4 De ambtenaar concludeert daarentegen tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet kan het tarief van de belasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen op een ander bedrag worden vastgesteld dan het tarief voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Indien verschillende tarieven worden vastgesteld, gaat - aldus genoemde bepaling - het ene tarief niet uit boven 120 percent van het andere tarief van de belasting.
4.2. Het in de onderhavige verordening voor het jaar 1997 opgenomen tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen beloopt ƒ 7.92. Het tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen bedraagt ƒ 9,51. Het laatstgenoemde tarief bedraagt derhalve 120,075 percent van het eerstgenoemde tarief. Door vaststelling van bedoeld tarief van ƒ 9,51 is de onderhavige verordening op het punt van de tariefstelling in strijd met het bepaalde in artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet.
4.3. Nu de Gemeentewet niet voorziet in enige afronding van tarieven welke kunnen uitkomen boven het maximaal toegestane tarief, is de verordening voor wat betreft het tarief van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen onverbindend (vergelijk de uitspraak van dit Hof van 27 april 2001, MK 3 nr 98/02985; een afschrift van deze uitspraak is aan deze uitspraak gehecht).
4.4. Hetgeen de ambtenaar heeft aangevoerd doet aan deze conclusie niet af.
4.5. Nu de verordening naar het oordeel van het Hof partieel onverbindend is, kan in casu niet worden teruggegrepen op een eerdere verordening. De Verordening onroerende-zaakbelastingen 1995 van de gemeente Borne is immers per 1 januari 1997 ingetrokken (artikel 13, leden 1 en 3, van de onderhavige verordening). Een geval als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 december 1997, nr. 31.643, BNB 1998/68 doet zich hier niet voor.
4.6. Opgemerkt zij dat het Hof, anders dan de ambtenaar bepleit, geen grond ziet voor toepassing van het (maximaal toegestane) tarief van ƒ 9,50 dan wel het voor woningen geldende tarief van ƒ 7,92.
4.7. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is. De uitspraak kan niet in stand blijven. De aanslagen eigenarenbelasting met betrekking tot de panden [a-weg 1, b-weg 2 en b-weg 3] dienen te worden vernietigd.
Het Hof acht termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op ƒ 2.130,-- voor beroepmatig verleende rechtsbijstand.
Het Hof:
· vernietigt de bestreden uitspraak;
· vernietigt de aanslagen eigenarenbelasting met betrekking tot de panden [a-weg 1, b-weg 2 en b-weg 3];
· gelast de ambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het door deze betaalde griffierecht van ƒ85,--, en
· veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 2.130,-- en wijst aan de gemeente Borne als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.
vastgesteld op 28 augustus 2001 te Arnhem door mr Van Schie, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 30 mei 2001.
(R.den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 29 augustus 2001
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Het door een belanghebbende betaalde griffierecht voor de vervanging van een mondelinge uitspraak in een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.