ECLI:NL:GHARN:2001:AD5750

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
3638/1999
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.E. Haas
  • Lamens
  • Wolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag omzetbelasting voor recreatieve voorziening

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, een vennootschap onder firma, tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd over de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 maart 1998. De naheffingsaanslag betreft een bedrag van ƒ 1.120,-- zonder boete. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 augustus 2001 te Arnhem, waar belanghebbende en haar gemachtigde, evenals de Inspecteur, aanwezig waren.

De kern van het geschil betreft de vraag of de activiteiten van belanghebbende, die een recreatieve voorziening exploiteert met onder andere forellenvijvers en speeltoestellen, moeten worden aangemerkt als een dienst of als een levering van goederen. Belanghebbende stelt dat de toegang tot haar voorziening moet worden gezien als een dienst die onder het verlaagde btw-tarief valt. Het Hof oordeelt dat de onderneming van belanghebbende het karakter heeft van een voorziening voor vermaak en dagrecreatie, en dat de toegang tot deze voorziening inderdaad onder het verlaagde tarief van 6% valt.

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag, en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende gestorte griffierecht vergoedt. Tevens worden de proceskosten van belanghebbende aan de Inspecteur opgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2001, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

jl
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 3638/1999
U i t s p r a a k
op het beroep van [X], handelende onder de naam vennootschap onder firma te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. De naheffingsaanslag is opgelegd over het tijdvak 1 januari 1998 tot
en met 31 maart 1998 en omvat een bedrag aan enkelvoudige belasting (ƒ 1.120,--) zonder boete.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 augustus 2001 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [de gemachtigde] van belanghebbende, alsmede [de Inspecteur].
1.5. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende exploiteert in [Q] een onderneming. Deze onderneming omvat een bar/kantine waarin warme en koude dranken, forel, paling, snacks en snoepgoed verkrijgbaar zijn, een aantal forellenvijvers, speeltoestellen voor kinderen, een kikkerpoel en een vlindertuin. Er zijn op het terrein diverse zitbanken aanwezig en er is een gelegenheid om te parkeren. Het complex wordt onder meer bezocht door sportploegen, personeelsverenigingen, buitenlandse toeristen. Belanghebbende maakt reclame voor haar onderneming via een tijdschrift voor sportvissers ([tijdschrift]), de regionale VVV-kantoren, hotels in de buurt en regionale campings.
2.2. Bezoekers betalen ƒ 15,-- per dagdeel om toegang te verkrijgen tot het terrein. Een dagdeel bestaat uit vier uren. Het bedrag van ƒ 15,-- bestaat uit ƒ 3,-- voor de entree en ƒ 12,-- voor het gebruik maken van de gelegenheid om zelf vijf daartoe door de ondernemer in de visvijver gedeponeerde forellen te vangen. Voor het vangen van de forellen kunnen bezoekers eventueel visgerei huren bij belanghebbende. Het is ook mogelijk om alleen de entreeprijs van ƒ 3,-- te betalen. In dat geval is het niet toegestaan om forellen te vangen.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is - na een herformulering van het geschil ter zitting - in geschil het antwoord op de volgende vragen.
PRIMAIR
- Dient de prestatie van belanghebbende te worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening ?
SUBSIDIAIR
- Dient de prestatie van belanghebbende te worden aangemerkt als een dienst (gelegenheid geven tot het vissen op forel) of als een levering van vis ?
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Belanghebbende heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat zij haar beroep op het gelijkheidsbeginsel (familie [A te R]) intrekt.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Het Hof is op grond van de vastgestelde feiten van oordeel dat de onderneming van belanghebbende als complex het karakter heeft van een voor-ziening waarbij het gehele jaar door de aspecten van vermaak en dagrecreatie voorop staan. Het toegang verlenen tot een dergelijke voorziening is op grond van artikel 9 Wet OB '68, juncto Tabel I, onderdeel b, post 14 onderworpen aan het verlaagde tarief van 6%.
4.2. De omstandigheid dat de bedragen van ƒ 3,-- en ƒ 15,-- slechts recht geven op een verblijf binnen het complex voor een dagdeel brengt in dat oordeel, gelet op het arrest HR 10 augustus 2001, nr. 36741, NTFR 2001/1180, geen verandering.
4.3. Het gelijk is mitsdien aan belanghebbende. De naheffingsaanslag dient te worden vernietigd.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2 punten maal ƒ 710,-- maal wegingsfactor 0,5 ofwel ƒ 710,--.
6. Beslissing
Het Hof
- vernietigt de bestreden uitspraak,
- vernietigt de naheffingsaanslag,
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 225,--, en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 710,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechts-persoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 23 oktober 2001 door mr. N.E. Haas, voorzitter, mr. Lamens en mr. Wolt, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.
(E.M. van Hoorn) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 oktober 2001
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.