ECLI:NL:GHARN:2001:AD7175
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- O. Otte
- A. Groenhuijsen
- J. Gillissen
- Rechtspraak.nl
Ontslag van rechtsvervolging wegens verontschuldigbare dwaling in Opiumwet-zaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2001, is de verdachte, geboren in 1956 en wonende te N., in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Arnhem. De zaak betreft de verdachte die werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek het bezit van meer dan 500 gram hashish. De advocaat-generaal heeft een vordering ingediend, waartegen de raadsman van de verdachte verweer heeft gevoerd. De raadsman stelde dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had in de mededelingen van politiefunctionarissen en de burgemeester over de strafwaardigheid van zijn handelen. Het hof verwierp dit verweer en stelde dat het openbaar ministerie het primaat heeft in strafzaken, en dat er geen aanwijzingen waren dat het openbaar ministerie de opvattingen van de burgemeester onderschreef.
Het hof heeft vervolgens de vraag behandeld of de verdachte verontschuldigbaar had gedwaald, gezien de onduidelijkheid in het justitieel beleid omtrent de vervolgbaarheid van coffeeshophouders. Het hof oordeelde dat de verdachte zich voldoende had ingespannen om de merites van het beleid te begrijpen, maar dat de snelle beleidswijzigingen van de politie en het gemeentebestuur bij de verdachte de indruk hadden gewekt dat zijn gedrag binnen de grenzen van het recht viel. Het hof concludeerde dat de verdachte zich verontschuldigbaar had vergist over de feitelijke werking van het recht, en dat deze vergissing niet aan hem kon worden toegerekend.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte ontslagen van rechtsvervolging, waarbij het hof de verdachte niet strafbaar heeft verklaard. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is een belangrijke uitspraak in het kader van de toepassing van de Opiumwet en de rol van gerechtvaardigd vertrouwen in strafzaken.