ECLI:NL:GHARN:2001:AD7312

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-00566
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
  • M.M. Nuboer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwleges en aanneemsom bij faillissement aannemer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2001, betreft het een geschil over de bouwleges die door de gemeente Enschede aan de belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende had een aanvraag ingediend voor een vrijstelling van bouwleges, maar de ambtenaar van de gemeente stelde dat de aanneemsom ontbrak omdat de oorspronkelijke aannemer failliet was verklaard en het werk niet had uitgevoerd. De belanghebbende had het werk vervolgens in eigen beheer uitgevoerd. De ambtenaar maakte aannemelijk dat de bouwkosten, berekend op basis van een raming, uitkwamen op ƒ 422.372,-, wat hoger was dan het eerder door de ambtenaar gehanteerde bedrag. De belanghebbende voerde aan dat deze raming niet correct was, maar het hof oordeelde dat de ambtenaar de raming terecht had gemaakt en dat de inpandige zolders en bergingen correct waren meegenomen in de berekening. Daarnaast werd de belanghebbende een bedrag van ƒ 220,- in rekening gebracht voor de behandeling van de aanvraag, wat ook door het hof werd bevestigd. Het hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was en bevestigde de uitspraak waarvan beroep. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. Matthijssen, in aanwezigheid van mw. Nuboer als griffier. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.

Uitspraak

MN
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00566
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : Bouwleges
jaar : 1999
mondelinge behandeling : op 6 november 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Nuboer als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Ambtenaar]
gronden:
1. Volgens de tarieventabel bij de Legesverordening 1998 van de gemeente Enschede wordt onder bouwkosten verstaan: de aan een derde te betalen aanneemsom als bedoeld in paragraaf 1, lid 1, van de "Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken", "U.A.V.", van het uit te voeren werk, of, voor zover deze ontbreekt een raming van de aan een derde te betalen bouwkosten berekend op de wijze als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Bij de bepaling van de bouwkosten wordt de per saldo verschuldigde omzetbelasting aangemerkt als bestanddeel van de bouwkosten (paragraaf 1, rubriek I, van Hoofdstuk I).
2. De Ambtenaar maakt aannemelijk dat in het onderhavige geval een aanneemsom als onder 1 bedoeld ontbreekt, nu belanghebbendes oorspronkelijke aannemer failliet is verklaard en het werk niet heeft uitgevoerd en belanghebbende vervolgens het werk in eigen beheer heeft uitgevoerd. Niet van belang is dat eerder wel een aanneemsom tussen belanghebbende en vorenbedoelde aannemer was overeengekomen.
3. De Ambtenaar maakt aannemelijk dat een raming als onder 1 bedoeld in dit geval leidt tot een bedrag aan bouwkosten van ƒ 422.372,- (conform de opstelling op pagina 5 van het verweerschrift) dat wil zeggen meer dan het aanvankelijk door de Ambtenaar als heffingsmaatstaf in aanmerking genomen bedrag.
4. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet aan deze raming niet af. De inpandige zolders en bergingen van de woning zelf zijn door de Ambtenaar terecht voor hetzelfde bedrag in de raming verwerkt als de eigenlijke woongedeelten.
5. Aan belanghebbende is voorts terecht ƒ 220,- in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag tot toepassing van een vrijstellingsbepaling etc. Hieraan doet niet af dat de desbetreffende aanvraag uiteindelijk de facto door belanghebbende is ingetrokken.
Conclusie:
Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2001 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 november 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.