ECLI:NL:GHARN:2001:AD8103

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/576
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.E. Haas
  • W.J.N.M. Snoijink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag waterschapsomslag door belanghebbende X

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 december 2001 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de aanslag waterschapsomslag voor het jaar 1997, opgelegd door het waterschap Rijn en IJssel. De zaak betreft een mondelinge uitspraak waarbij het hof de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift heeft beoordeeld. De aanslag voor het dienstjaar 1996 werd niet in behandeling genomen, omdat het waterschap pas in 1997 was opgericht. De aanslag was gedateerd op 30 juni 1998, en het bezwaarschrift was op 19 augustus 1998 door de ambtenaar voor ontvangst gestempeld. Het hof oordeelde dat er geen zekerheid was over de datum van terpostbezorging van het bezwaarschrift, maar dat de ambtenaar de mogelijkheid niet uitsloot dat het bezwaarschrift eerder was binnengekomen. Hierdoor bleef de beslissing tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand.

Vervolgens heeft het hof de inhoud van de aanslag beoordeeld. Het hof concludeerde dat delen van de percelen die op het aanslagbiljet waren aangeduid, niet belast waren naar een hoger tarief dan de verordening op de waterschapsomslagen voorschrijft. De Omslagklassenverordening was gebaseerd op de Waterschapswet, die in 1992 in werking was getreden. Het hof oordeelde dat de ambtenaar niet vrij was om de verordening buiten toepassing te laten op basis van afspraken of toezeggingen die door belanghebbende waren gedaan. Het hof vond ook dat de ambtenaar niet onzorgvuldig had gehandeld bij het opstellen van de kostentoedelings- en omslagklassenverordeningen.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak van de ambtenaar bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, en het hof heeft aangegeven dat partijen binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal om een schriftelijke uitspraak kunnen verzoeken. De griffierechten voor de verzoeker bedragen ƒ 150.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nr. 99/576
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Rijn en IJssel
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag
soort belasting : waterschapsomslag
jaar : 1997
mondelinge behandeling : op 7 december 2001 te Arnhem door mr N.E. Haas, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de ambtenaar
gronden:
1. De aanslag voor het dienstjaar 1996 kan niet de onderhavige omslagheffing betreffen, daar het waterschap Rijn en IJssel eerst is opgericht met ingang van het dienstjaar 1997. Nu die aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat, staat hij buiten de orde van dit geding.
2. De aanslag is gedagtekend 30 juni 1998. Het bezwaarschrift is gedagtekend 'Aug'98' en door de ambtenaar voor ontvangst gestempeld op 19 augustus 1998. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb). In rechte valt geen zekerheid te verkrijgen omtrent de datum van terpostbezorging van het bezwaarschrift. Niet is gesteld of gebleken dat de aanslag eerst na zijn dagtekening zou zijn bekendgemaakt. Evenmin voert belanghebbende, op wiens weg dit zou liggen, omstandigheden aan op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij met de indiening van het bezwaarschrift in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb). Nu de ambtenaar echter ter zitting de mogelijkheid niet uitsluit dat het bezwaarschrift in werkelijkheid reeds op 18 augustus 1998 is binnengekomen, kan zijn beslissing tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand blijven.
3. Delen van het de percelen die op het aanslagbiljet zijn aangeduid met A 03188 en A 02763 zijn niet belast naar een hoger tarief dan uit artikel 6, aanhef en onderdelen 1 en 2, van de Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Rijn en IJssel 1997 voortvloeit. In de tarievenkolom is de som van elk van de in die beide onderdelen vermelde bedragen klaarblijkelijk samengeteld. Dit valt op te maken uit de op het vervolgblad van de specificatie van de aanslag in de kolom 'Code' vermelde klassen ('1 1', wat wijst op klasse 1 voor zowel het waterkwantiteitsbeheer als de waterkeringszorg). Bij dezelfde percelen, waarvan een ander gedeelte alleen onder het waterkwantiteitsbeheer onderscheidenlijk hiervoor in klasse 3 valt, staat op het voorblad van het aanslagbiljet het tarief van ƒ 114,- onderscheidenlijk ƒ 62,-, welk laatste tarief klaarblijkelijk de naar beneden afgeronde optelsom is van (0,5 [de factor voor klasse 3] x ƒ 114 =) ƒ 57 en ƒ 6,-.
4. De Omslagklassenverordening Waterschap Rijn en IJssel 1997 berust op artikel 120, (destijds vijfde en thans) zevende lid, van de Waterschapswet. Deze wet is in werking getreden op 1 januari 1992 en kent in artikel 171 een overgangstermijn van drie jaren. Het stond de ambtenaar derhalve niet vrij, die omslagklassenverordening en de daaruit voortvloeiende klassenindeling van belanghebbendes percelen voor het onderhavige jaar buiten toepassing te laten op grond van afspraken, toezeggingen en/of vertrouwen waarop belanghebbende zich onder verwijzing naar de bijlagen bij de door hem ingediende nadere stukken beroept. Daarbij verdient opmerking dat uit deze stukken niets naar voren komt over de criteria die volgens de destijds toepasselijke reglementering van het Waterschap van de Berkel werden aangelegd bij de instelling van - en indeling van (gedeelten van) percelen in - omslagklassen. Belanghebbendes verwijt aan de ambtenaar dat deze zich zou onttrekken aan gemaakte afspraken, is dan ook niet steekhoudend.
5. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd wettigt, in het licht van de ambtenaar in het vertoogschrift en bij pleidooi daartegenover heeft gesteld, niet de gevolgtrekking dat het waterschapsbestuur bij het maken van de keuzen die voor het tot stand brengen van de kostentoedelings- en omslagklassenverordeningen nodig zijn geweest dermate onzorgvuldig zou hebben gehandeld dat deze verordeningen zouden leiden tot een duidelijk willekeurige en onredelijke omslagheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 21 december 2001 door mr N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 december 2001
Het is mogelijk dat de mondelinge uitspraak wordt vervangen door een schriftelijke. Ieder van de partijen kan daar het gerechtshof om verzoeken binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak.
Van de verzoeker wordt een griffierecht van ƒ 150 geheven.
Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open.