ECLI:NL:GHARN:2001:AD8989

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002517-00
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Kerssemakers
  • mr. Lamens
  • mr. Beschoor Plug
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot diefstal en afpersing in vereniging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 mei 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in een huis van bewaring, was aangeklaagd voor meerdere misdrijven, waaronder poging tot diefstal en afpersing in vereniging met geweld. De feiten vonden plaats in Arnhem in augustus 2000, waarbij de verdachte en zijn mededaders slachtoffers bedreigden met een vuurwapen en geweld gebruikten om geld en goederen af te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder meerdere pogingen tot diefstal en afpersing, en heeft de eerdere veroordeling van vijf jaar gevangenisstraf bevestigd. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd als in eerste aanleg. Het hof heeft de psychische omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers zwaarder wogen. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, waarvan een deel is toegewezen en een deel niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met inachtneming van de verplichtingen aan de staat. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002517-00
Uitspraak dd.: 28 mei 2001
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te [woonplaats] van 28 november 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [...] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2001 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. hij op 11 augustus 2000 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer] en/ of [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/ of zin mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richtten en/ of gericht hielden op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] voornoemd en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] (met kracht) meermalen met gebalde vuist op het hoofd en/ of tegen het gelaat en/ of op het lichaam hebben geslagen en met geschoeide voet tegen het lichaam hebben geschopt;
2. hij op 09 augustus 2000 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/ of goederen, toebehorende aan die [slachtoffer] voornoemd,
met voormeld oogmerk die [slachtoffer] heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarbij verdachte en/ of zijn mededader zei: “dit is een overval, we willen je geld hebben”en die [slachtoffer] en of meermalen met kracht in het gezicht hebben gestompt en/ of geslagen waardoor die [slachtoffer] op de grond is gevallen waarna verdachte die [slachtoffer] een of meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 07 augustus 2000 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] en/ of [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (fl. 135,-), toebehorende aan die [slachtoffer] voornoemd, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zin mededader dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] heeft getoond waarbij verdachte en/ of zijn mededader op dreigende wijze zei dat hij geld wilde en dat verdachte die [slachtoffer] met kracht een kopstoot heeft gegeven;
4. hij op 08 augustus 2000 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portemonnee (inhoudende een geldbedrag en een creditcard), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/ of zijn mededader, die [slachtoffer] voornoemd heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en die [slachtoffer] meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt;
5. hij op 04 augustus 2000 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (circa fl. 200,- en een bankpas en een tankpas en een identiteitskaart), toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op het hoofd van die [slachtoffer] waarbij zijn mededader riep dat
hij/ zij de portemonnee van die [slachtoffer] voornoemd moest(en) hebben en dat hij, verdachte en/ of zijn mededader(s) die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht heeft geslagen en tegen de borst heeft gestompt en op/ tegen de grond heeft gegooid/ getrokken;
6. [Medeverdachte] op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 april 2000 t/m juli 2000 te Arnhem,
Ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] voornoemd en/ of zijn [medeverdachte(n)],
Met voormeld oogmerk dreigend een mes heeft gericht/ getoond op/ aan die [slachtoffer], waarbij de [mededader] van die [slachtoffer] eveneens dreigend een mes heeft getoond/ gericht aan/ op die [slachtoffer] voornoemd, waarbij die [medeverdachte] en/ of zijn [medeverdachte] zei(den) dat zij geld wilde hebben,
Terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in voornoemde periode kort tevoren te Arnhem, opzettelijk gelegenheid en/ of inlichtingen heeft verschaft door tegen die [medeverdachte] en/ of zijn [medeverdachte] te vertellen dat die [slachtoffer] een gemakkelijk doelwit was om te beroven omdat die [slachtoffer] in een rolstoel zat en/ of door te vertellen aan die [medeverdachte] en/ of zijn [medeverdachte] waar [slachtoffer] woont;
Ter kennismaking van de rechtbank worden ad informandum gevoegd:
-(inc. 1) medeplegen diefstal met geweld d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 12 augustus 2000;
-(inc. 2) medeplegen bedreiging d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer] ,
gepleegd te Arnhem op 11 augustus 2000;
-(inc. 4) medeplegen afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 11 augustus 2000;
-(inc. 5) medeplegen poging diefstal met geweld/ afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 26 juni 2000;
-(inc. 6) medeplegen poging diefstal met geweld/ afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 26 juni 2000;
-(inc. 7) plegen poging diefstal met geweld/ afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer] ,
gepleegd te Arnhem op 26 juni 2000;
-(inc. 8) plegen afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 26 juni 2000;
-(inc. 10) medeplegen afpersing van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 9 augustus 2000;
-(inc. 11) medeplegen afpersing van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 9 augustus 2000;
-(inc. 15) medeplegen poging afpersing d.m.v. van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer] ,
gepleegd te Velp op 2 augustus 2000;
-(inc. 16) medeplegen (poging) afpersing d.m.v. van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/ of een mes van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 27 juli 2000;
-(inc. 17) medeplegen afpersing d.m.v. van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/ of een mes van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 27 juli 2000;
-(inc. 18) plegen afpersing d.m.v. een mes van [slachtoffer],
gepleegd in juli 2000 te Arnhem;
-(inc. 19) medeplegen diefstal dmv geweld en/ of bedreiging met geweld d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 14 juli 2000;
-(inc. 20) medeplegen poging afpersing/diefstal met geweld en/of
bedreiging met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van gepleegd te Arnhem op 12 juli 2000;
-(inc. 21) medeplegen afpersing d.m.v. een mes van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 9 jul i 2000;
-(inc. 22) medeplegen diefstal met geweld d.m.v. (o.a.) een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 28 juni 2000;
-(inc. 23) medeplegen poging afpersing (o.a.) d.m.v. een (op een) vuurwapen (gel ijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Eist op 27 juni 2000;
-(inc. 24) medeplegen afpersing d.m.v. een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) van [slachtoffer],
gepleegd te Arnhem op 2 juni 2000;
-(inc. 25) medeplegen diefstal met geweld van [slachtoffer],
gepleegd te Velp op 23 mei 2000;
-(inc. 27) medeplegen afpersing van onbekend gebleven persoon,
gepleegd te Arnhem op 1 augustus 2000;
-(inc. 28) medeplegen poging diefstal met geweld van onbekend gebleven persoon,
gepleegd te Velp op 1 augustus 2000;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahflsub 2 Wetboek van Strafrecht
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde: telkens:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Medeplichtigheid aan poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht door drs K.T.E. Zászlós. Uit haar rapport komt het volgende naar voren. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waarbij verdachte wel voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. Naast een lacunair functionerend geweten is er ten gevolge van een ADHD-problematiek sprake van minder gecontroleerd handelen en impulsief gedrag. Verdachte is hierdoor enigszins verminderd in staat in om zijn wil overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen.
Het hof verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de zijne.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg. Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd.
Verdachte heeft in een relatief korte periode een zeer groot aantal berovingen en pogingen tot berovingen gepleegd en is medeplichtig aan een poging tot afpersing geweest. Deze feiten zijn zo ernstig en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Verdachte heeft deze berovingen in vereniging gepleegd. Bij de berovingen werd gebruik gemaakt van een vuurwapen, waarvan achteraf bleek dat dit geen echt vuurwapen betrof. Met behulp van dit vuurwapen werden de slachtoffers bedreigd en gedwongen geld en/of goederen af te geven. Bovendien werd er, indien de slachtoffers zich verzetten of weigerden hun geld af te staan, lichamelijk geweld gebruikt.
Dit lichamelijk geweld heeft onder andere bestaan uit slaan, schoppen en het geven van een kopstoot. Als gevolg van dit geweld hebben de slachtoffers pijn en/of letsel bekomen. Eén van de slachtoffers heeft als gevolg van het geweld een neusfractuur bekomen. Een ander slachtoffer is hevig bloedend op straat achtergelaten.
Naar de ervaring leert kunnen de slachtoffers van de berovingen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen.
Onder deze omstandigheden is een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren gerechtvaardigd.
Behandeling in Groot-Batelaar
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verzocht om de behandeling van de strafzaak aan te houden en de voorlopige hechtenis te schorsen op 31 mei 2001 van 9.00 tot 15.00 uur, om verdachte in de gelegenheid te stellen naar een intake-gesprek bij de kliniek voor forensische psychotherapie Groot-Batelaar te gaan.
Ter terechtzitting is aangegeven dat het hof eerst na de behandeling ter terechtzitting een beslissing wil nemen of verdachte in de gelegenheid zal worden gesteld het intake-gesprek te voeren.
Het hof verwerpt het verzoek tot aanhouding van de behandeling en schorsing van voorlopige hechtenis. In de afweging van de huidige psychische omstandigheden van verdachte enerzijds en het belang van de grote ernst en hoeveelheid van de gepleegde strafbare feiten en het belang van een direct ingaande bestraffing anderzijds, dienen naar de mening van het hof de laatstgenoemde belangen te prevaleren.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 2.947,96 (tweeduizendnegenhonderdzevenenveertig gulden en zesennegentig cent) ingesteld.
Deze vordering is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen tot een bedrag van f. 1.686,83 (duizendzeshonderdzesentachtig gulden en drieëntachtig cent). Voor het overige is de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk verklaard.
In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaard handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, aangezien de vordering naar het oordeel van het hof niet van zodanige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 210,- (tweehonderdtien gulden) ingesteld.
Deze vordering is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen.
In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaard handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 8.000,- (achtduizend gulden) ingesteld.
Bij het vonnis, waarvan beroep, is de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Het hof zal mitsdien bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk is en dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 48, 49, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], van een bedrag van f. 2.221,30 (tweeduizendtweehonderdeenentwintig gulden en dertig cent), met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van f. 1.110,-- (duizendeenhonderdtien gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Verwijst verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep begroot op nihil.
Bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat van f. 1.110,-- ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], van een bedrag van f. 210,-- (tweehonderdtien gulden), met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van f. 105,-- (eenhonderdvijf gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Verwijst verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep begroot op nihil.
Bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat van f. 105,-- ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Aldus gewezen door
mr Kerssemakers, voorzitter,
mrs Lamens en Beschoor Plug, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Collombon, griffier,
en op 28 mei 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Beschoor Plug is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
??