ECLI:NL:GHARN:2001:AE0619

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-000101-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Boerwinkel
  • Mrs. Dee
  • Mr. Boekhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging; vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 juni 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zutphen. De verdachte, geboren op 6 maart 1967 in Pedernales (Dominicaanse Republiek), werd beschuldigd van verkrachting, gepleegd op 3 september 2000 in Zutphen. De verdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer], gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De feiten omvatten onder andere het vastpakken van het slachtoffer bij de haren, het dichtdrukken van de mond en het dreigen met de dood. De benadeelde partij heeft in eerste aanleg en in hoger beroep een vordering tot schadevergoeding ingesteld van in totaal f. 10.068,10, welke vordering door de rechtbank was toegewezen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar het hof hield rekening met de veranderde proceshouding van de verdachte, die blijk gaf van schuldgevoelens. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om het bedrag aan de staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, waarbij het hof ook de mogelijkheid van langdurige geestelijke schade in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Parketnummer: 21-000101-01
Uitspraak dd.: 29 juni 2001
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 3 januari 2001 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Pedernales (Dominicaanse Republiek) op 6 maart 1967, wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2001 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen op 3 september 2000 in de gemeente Zutphen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
- zijn tong in/tegen de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- zijn penis in de mond en de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- een vinger in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] met kracht bij haar haren heeft vastgepakt en zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgehouden en/of dichtgedrukt heeft gehouden en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Je mag niet gaan huilen, anders vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- die [slachtoffer] naar een parkeerplaats en naar een privéterrein en naar een grasveldje en achter een caravan heeft geduwd/gedrukt en
- met kracht het hoofd van die van [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis heeft geduwd/gedrukt en tegen zijn penis heeft geduwd/gedrukt en
- die [slachtoffer] stevig bij de schouders en de armen heeft vastgehouden en
- de broek en de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Verkrachting; meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte na een eis van vijf jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaar te veroordelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na overmatig alcoholgebruik uitsluitend ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte op gewelddadige, bedreigende, vernederende en grove wijze meermalen Inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voor deze ernstige aantasting komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. In redelijkheid moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het slachtoffer onder deze voor haar ernstig schokkende gebeurtenis langdurig ernstig geestelijk te lijden zal hebben.
De door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf zou naar het oordeel van het hof voor het bewezen verklaarde feit een gerechtvaardigde straf zijn. Het hof is echter van oordeel dat gelet op verdachtes veranderde proceshouding bij de behandeling van het hoger beroep -verdachte heeft inzicht gegeven in zijn verderfelijk handelen en geeft blijk van schuldgevoelens- oplegging van een lichtere straf als na te melden rechtvaardigen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft in eerste aanleg en in hoger beroep een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 10.000,-- (tienduizend gulden), voorschot immateriële schade, en f. 68,10 (achtenzestig gulden en tien cent), materiële schade, ingesteld.
Deze vordering is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen.
In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaard handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte hettelastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een sportschoen en een trainingsjas.
Veroordeelt verdachte tot betaling -aan materiële schade en als voorschot aan immateriële schade- aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], van een bedrag van f. 10.068,10 (tienduizendachtenzestig gulden en tien cent).
Verwijst verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van f. 10.068,10 (tienduizendachtenzestig gulden en tien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 (eenhonderd) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat van f. 10.068,10 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Aldus gewezen door
Mr Boerwinkel, voorzitter,
Mrs Dee en Boekhorst, raadsheren,
In tegenwoordigheid van Heeres, griffier,
En op 29 juni 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken.