ECLI:NL:GHARN:2002:AD9701

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-001296-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kerssemakers
  • A. Verheugt
  • J. Beschoor Plug
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo inzake poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo, dat op 1 juni 2001 was gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Tijdens de zitting op 18 februari 2002 is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige geweldsmisdrijven. De verdachte had zich in een bedreigende situatie bevonden, waarbij hij samen met zijn broer de politie in gevaar bracht. De verdachte had een kapotte bierfles in zijn handen en dreigde daarmee de politiemensen, wat leidde tot het gebruik van vuurwapens door de politie. Het hof oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor zijn eigen verwondingen, aangezien zijn gewelddadige gedrag de situatie had doen escaleren. Het hof heeft de strafmaat verhoogd ten opzichte van de eis van de advocaat-generaal, omdat de verdachte een actieve rol had gespeeld in het geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 21-001296-01
Uitspraak dd.: 4 maart 2002
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 1 juni 2001 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 februari 2002 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Poging tot:
Zware mishandeling.
en
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig geweldsmisdrijf. Verdachte heeft geweigerd zich te voegen naar hetgeen door de verbalisanten, die zich door toedoen van de verdachte en zijn broer in een zeer bedreigende situatie bevonden, werd geëist in het belang van de openbare veiligheid. Het hof rekent verdachte met name aan dat hij, het aanzienlijke drankgebruik van verdachte mede in aanmerking genomen, samen met zijn broer een zodanige situatie heeft geschapen, dat twee ervaren politiemensen zich genoodzaakt zagen hun pistool te trekken en twee waarschuwingschoten te lossen die kennelijk geen effect sorteerden, omdat verdachte vervolgens met een kapotte bierfles in zijn handen op de politiemensen is afgelopen. Daarop heeft één van de verbalisanten gericht moeten schieten op verdachte teneinde deze uit te schakelen en aldus de situatie weer onder controle te krijgen.
Onder deze omstandigheden is het feit dat verdachte tijdens deze gebeurtenissen in zijn been is geschoten geheel aan zijn eigen optreden te wijten en komt dit feit dus geheel voor zijn rekening.
In deze schokkende, bedreigende en zeer gewelddadige handelwijze van verdachte tegenover twee politiemensen die gewoon hun werk deden, vindt het hof aanleiding om een hogere straf op te leggen dan gevorderd en het aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte af te wijzen.
In het feit dat verdachte -anders dan zijn broer- met een bierflesje geweld heeft gebruikt en gedreigd heeft, vindt het hof aanleiding hem een straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel een maand hoger is dan dat van zijn broer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 141, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst af het aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte.
Aldus gewezen door
mr Kerssemakers, voorzitter,
mrs Verheugt en Beschoor Plug, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Nypels, griffier,
en op 4 maart 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.