ECLI:NL:GHARN:2002:AD9867

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-01807
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van energiepremie en termijnoverschrijding bij aanvraag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 19 februari 2002, staat de toekenning van een energiepremie centraal. De belanghebbende, die op 13 september 2000 HR++glas in zijn woning liet plaatsen, diende op 10 april 2001 een verzoek in bij zijn energiebedrijf voor de toekenning van de premie. Dit verzoek werd echter pas op 18 april 2001 door het energiebedrijf ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek te laat was ingediend. De inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen had het bezwaar van de belanghebbende tegen de afwijzing van de premie terecht afgewezen, omdat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn van dertien weken na de aanschaf was ingediend. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van de aanvraag eindigde op 11 januari 2001, en dat de overschrijding van deze termijn voor rekening van de belanghebbende kwam. De belanghebbende had geen geldige reden aangevoerd voor de termijnoverschrijding, en het Hof bevestigde de beslissing van de inspecteur. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak werd gedaan door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier, en er werd opgemerkt dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk was.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 01/01807
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : beschikking op grond van artikel 36p, derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet)
nummer : […]
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. De beschikking als bedoeld in artikel 36p, derde lid, van de Wet, alsmede de uitspraak op het bezwaarschrift zijn, uit eigen hoofde, genomen respectievelijk gedaan door de Belastingdienst/Team Energiepremies [Q]. Het verweerschrift in de onderhavige procedure is kennelijk bedoeld afkomstig te zijn van de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen [P]. Mede in verband met het hierna volgende heeft het Hof om proceseconomische redenen geen onderzoek ingesteld naar de vraag of de beide voornoemde beslissingen bevoegd zijn genomen.
2. Belanghebbende heeft op 13 september 2000 in een vijftal ramen van zijn woonhuis HR++glas (dubbelglas) laten plaatsen. Op 12 oktober 2000 heeft hij de desbetreffende rekening volledig betaald.
3. Met dagtekening 10 april 2001 heeft belanghebbende bij zijn energiebedrijf een verzoek om toekenning van de energiepremie ingediend. Dit verzoek is op 18 april 2001 bij het energiebedrijf ingekomen.
4. Het energiebedrijf heeft belanghebbende meegedeeld dat zijn verzoek te laat is gedaan. Na een vervolgens aan de Inspecteur gericht verzoek om een nader oordeel is deze bij voor bezwaar vatbare beschikking niet aan belanghebbendes verzoek om toekenning van de energiepremie tegemoet gekomen.
5. Een verzoek om toekenning van de energiepremie moet worden gedaan nadat de voorziening is aangebracht of het apparaat in gebruik is genomen doch ten hoogste dertien weken na aanschaf van de voorziening of het apparaat (artikel 8n, tweede lid, Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag).
6. Nu het HR++glas op 13 september 2000 is geplaatst en dit glas op 12 oktober 2000 volledig is betaald, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de voorziening uiterlijk op 12 oktober 2000 als aangeschaft moet worden aangemerkt. Dat korte tijd na de betaling één van de ruiten in verband met een breuk vervangen moest worden, zoals belanghebbende aanvoert, kan geen verandering brengen in de datum van aanschaf. Het Hof merkt daarbij op dat belanghebbende recht had op premie voor de voorzieningen die op 13 september 2000 werden aangebracht. Dat één van de ruiten nadien op grond van garantiebepalingen werd vervangen houdt niet in dat toen (op het tijdstip van vervanging) een nieuwe termijn aanving. Voor de vervangende ruit kan immers geen premie worden toegekend. De termijn voor het indienen van een verzoek eindigde in dit geval derhalve dertien weken na 12 oktober 2000 ofwel op 11 januari 2001.
7. Aangezien het verzoek eerst op 18 april 2001 bij het energiebedrijf is ingekomen is het te laat ingediend. Gesteld noch gebleken is dat de termijnoverschrijding is te wijten aan een andere oorzaak dan belanghebbendes onjuiste opvatting omtrent de aanvang van de aanvraagtermijn. De gevolgen hiervan komen voor rekening en risico van belanghebbende. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen dat de aanvraag door belanghebbende te laat is ingediend. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de beschikking terecht afgewezen.
slotsom:
Het beroep is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan op 19 februari 2002 door mr. J.B.H. Röben, mr. M.C.M. de Kroon en mr. J.P.M. Kooijmans, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier en in het openbaar uitgesproken door mr. J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van de griffier voornoemd.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
(De griffier is verhinderd dit proces verbaal mede te ondertekenen)
De voorzitter,
(J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 februari 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.