ECLI:NL:GHARN:2002:AE0503

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-00318
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
  • A.W.M. van der Waerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning aanvraag en vaststelling bouwkosten door burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in een geschil over de aanvraag van een bouwvergunning door belanghebbende voor het bouwen van een woning op kavel no. 2,27 in het plan [A]. Belanghebbende heeft geen schriftelijke aannemingsovereenkomst of een raming overgelegd, zoals vereist door de Legesverordening Almere 1999. Tijdens de bezwaar- en beroepfase zijn deze documenten ook niet ingediend. Burgemeester en wethouders (b en w) hebben de bouwkosten vastgesteld op ƒ 514.000,-, gebaseerd op een raming van ƒ 525,- per m³ voor een eenvoudige vrijstaande woning in [Z]. Deze raming is tot stand gekomen na advies van interne en externe deskundigen en op basis van het normblad NEN 2631.

Het Hof oordeelt dat b en w genoodzaakt waren om de bouwkosten door middel van een redelijke schatting te bepalen, gezien de omstandigheden van de zaak. De raming van b en w wordt als redelijk beschouwd. Belanghebbende is verantwoordelijk voor het aannemelijk maken dat de bouwkosten lager zijn dan het vastgestelde bedrag, maar is hierin niet geslaagd, ook niet met de overgelegde offerte van bouwbedrijf [B] en een brief van dit bedrijf. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de gemeente. De mondelinge uitspraak is gedaan door mr. Matthijssen, raadsheer, in aanwezigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar belanghebbende kan binnen vier weken verzoeken om vervanging door een schriftelijke uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00318
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Almere
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 12 januari 2000 op bezwaar
aanslagnummer : […]
dagtekening : 20 oktober 1999
soort belasting : leges bouwvergunning
mondelinge behandeling : op 6 februari 2002 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier
waarbij verschenen : [de Ambtenaar]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen
gronden:
1. Belanghebbende heeft bij de aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het bouwen van een woning in het plan [A], kavel no. 2,27, geen schriftelijke aannemingsovereenkomst overgelegd en evenmin een raming als bedoeld in onderdeel 5.7 van de bij de Legesverordening Almere 1999 behorende tarieventabel.
2. Ook in de bezwaar- en beroepfase heeft belanghebbende deze stukken niet over-gelegd.
3. Volgens onderdeel 5.7 van de tarieventabel worden de bouwkosten, inclusief de daarvoor verschuldigde omzetbelasting, alsdan vastgesteld door burgemeester en wethouders (hierna: b en w).
4. B en w hebben de bouwkosten vastgesteld op ƒ 514.000,-.
5. De Ambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat deze vaststelling is geschied op basis van een raming van de bouwkosten die voor een eenvoudige vrijstaande woning in [Z] voor dit jaar op ƒ 525,- per m³ zijn gesteld. Deze norm is, naar de Ambtenaar ter zitting heeft gesteld en het Hof aannemelijk acht, gebaseerd op het oordeel van door b en w geraadpleegde interne en externe deskundigen alsmede op het zogenaamde normblad NEN 2631.
6. Het Hof is van oordeel dat b en w, gezien de onder 1 en 2 beschreven gang van zaken en gezien het bepaalde in onderdeel 5.7 van de tarieventabel, genoodzaakt waren de bouwkosten door middel van een redelijke schatting te bepalen en dat de raming van b en w in dit geval als een redelijke schatting kan worden beschouwd.
7. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mede dat belanghebbende aannemelijk maakt dat de bouwkosten minder hebben bedragen dan het door b en w vastgestelde bedrag. In deze bewijsvoering is belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet geslaagd, ook niet met de overgelegde offerte van bouwbedrijf [B] d.d. 3 maart 1999 en de brief van dit bedrijf van 1 februari 2000.
8. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 februari 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.