ECLI:NL:GHARN:2002:AE1664

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/466
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • H. Houtman
  • A. Steeg
  • M. van Wijland-Kalkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over onrechtmatige uitlatingen op internetsites

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen een vonnis van de president van de rechtbank te Zwolle. De appellanten, die zich verzetten tegen beschuldigingen van malafide praktijken en andere grievende uitlatingen, hebben hun internetsites gebruikt om SJG en [geïntimeerde sub 2] te beschuldigen van ernstige misstanden. De president had hen eerder bevolen om deze uitlatingen te verwijderen. De appellanten hebben in hoger beroep acht grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis.

Het hof heeft de zaak op 12 maart 2002 behandeld en geconcludeerd dat de appellanten de grenzen van het betamelijke hebben overschreden met hun uitlatingen. Het hof oordeelt dat de beschuldigingen die op de internetsites zijn gedaan, zoals 'kinderdieven' en 'wetteloze praktijken', onnodig grievend zijn en niet onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting vallen. De appellanten hebben niet voldoende onderbouwd dat hun uitlatingen gerechtvaardigd zijn, en het hof heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat de appellanten betrokken zijn bij andere sites die soortgelijke beschuldigingen uiten.

Het hof heeft het vonnis van de president grotendeels bekrachtigd, met uitzondering van enkele onderdelen die betrekking hebben op specifieke internetsites. De appellanten zijn veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van individuen en organisaties met betrekking tot de inhoud die zij op internetsites publiceren, vooral wanneer deze inhoud onrechtmatige beschuldigingen bevat.

Uitspraak

12 maart 2002
eerste civiele kamer
rolnummer 2001/466 KG
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
1 [appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
2 [appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr. J.C.N.B. Kaal,
tegen:
1 de stichting Stichting Jeugd en Gezin Flevoland,
gevestigd te Lelystad,
2 [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr. P.C. Plochg.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar het door de president van de rechtbank te Zwolle, zitting houdende te Lelystad, tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 9 mei 2001. Een fotokopie van dat vonnis is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 23 mei 2001 hebben appellanten (hierna te noemen: [appellanten]) hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis met dagvaarding van geïntimeerden (hierna te noemen: SJG en [geïntimeerde sub 2]) voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven hebben [appellanten] acht grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis en geconcludeerd dat het hof dit vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, SJG en [geïntimeerde sub 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun inleidende vorderingen danwel hun vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van SJG en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3 SJG en [geïntimeerde sub 2] hebben bij memorie van antwoord verweer gevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof [appellanten] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun hoger beroep, althans hun vordering zal afwijzen, met bekrachtiging van het bestreden vonnis (zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden), met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep en met bepaling dat [appellanten] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn vanaf acht dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest.
2.4 Ter terechtzitting van het hof van 7 februari 2002 hebben partijen de zaak doen bepleiten, waarbij namens [appellanten] het woord is gevoerd door mr. E.Tj. van Dalen, advocaat te Groningen, en namens SJG en [geïntimeerde sub 2] door mr. J.J. Jacobse, advocaat te Lelystad, overeenkomstig door hen overgelegde pleitnota's. Aan [appellanten] is akte verleend van het in geding brengen van nieuwe producties.
2.5 Vervolgens zijn de procesdossiers overgelegd voor het wijzen van arrest.
3 De vaststaande feiten
Tegen de overwegingen van de president onder 1.1 tot en met 1.3 inzake de vaststaande feiten zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep vaststaan.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 Het hof verwerpt het verweer van SJG en [geïntimeerde sub 2] dat de algemene inleiding die [appellanten] hebben doen voorafgaan aan de formulering van hun grieven in strijd zou zijn met het grievenstelsel omdat daarin niet duidelijk zou zijn aangegeven welke bezwaren [appellanten] hebben tegen het bestreden vonnis. Deze algemene inleiding is, zoals uitdrukkelijk is aangegeven, bedoeld om het gehele geschil aan het oordeel van het hof voor te leggen. Dit is op zichzelf niet in strijd met het grievenstelsel, ook niet voorzover in de algemene inleiding bezwaren zijn te lezen, die niet vervolgens als afzonderlijke grief naar voren zijn gebracht. Waar het om gaat, is of [appellanten] hun bezwaren tegen het bestreden vonnis voldoende kenbaar hebben gemaakt, zodat SJG en [geïntimeerde sub 2] niet in hun verdediging zijn geschaad. Aan dit vereiste is naar het oordeel van het hof voldaan.
4.2 In hun algemene inleiding voeren [appellanten] als bezwaar aan dat de president over het hoofd heeft gezien dat [appellant sub 1] van het begin af aan heeft gevraagd om concreet aan te geven wat er mis was met de inhoud van zijn internetsite en wat er gewijzigd zou moeten worden. Volgens [appellant sub 1] heeft SJG altijd geweigerd om op dit verzoek in te gaan, waardoor naar de mening van [appellant sub 1] SJG en [geïntimeerde sub 2] niet-ontvankelijk hadden moeten worden verklaard in hun vordering.
4.3 Dit bezwaar wordt verworpen. Reeds in de eerste sommatiebrief van de advocaat van SJG en [geïntimeerde sub 2] aan de contactgroep jeugd en gezin Flevoland ter attentie van [appellant sub 1], d.d. 6 september 2000, is aangegeven dat [appellant sub 1] dan wel zijn contactgroep op zijn homepage dan wel de daaraan verbonden sites onterechte beschuldigingen uiten aan het adres van SJG en [geïntimeerde sub 2]. De beschuldigingen, waarvan [appellant sub 1] wordt verzocht respectievelijk gesommeerd zich te onthouden, zijn concreet genoemd in deze brief, te weten:
- ten aanzien van SJG: malafide praktijken, wetteloze praktijken, terreur, kindervernietiging, bedreiging of termen en begrippen van gelijke strekking;
- ten aanzien van [geïntimeerde sub 2]: kwakzalverij, kinderdiefstal, chantage, psychische ongesteldheid, onbekwaamheid of termen en begrippen van gelijke strekking.
In de volgende sommatiebrieven van de advocaat van SJG en [geïntimeerde sub 2] , d.d. 29 september 2000, aan de contactgroep jeugd en gezin Flevoland zowel ter attentie van [appellant sub 1] als ter attentie van [appellant sub 2] wordt geschreven dat [appellant sub 1] respectievelijk [appellant sub 2] doorgaat met grove verdachtmakingen en dat met name kwalificaties als kwakzalver, kinderdief, valsheid in geschrifte, chantage en misbruik van macht en gezag de grens overschrijden die de wet aan de vrijheid van meningsuiting stelt. Ook in de sommatiebrief van 10 oktober 2000 ter attentie van [appellant sub 1] is namens SJG en [geïntimeerde sub 2] duidelijk aangegeven welke onterechte beschuldigingen worden geuit op de internetsite www.bureaujeugdzorg.nl, te weten kinderdiefstal, kwakzalverij, malafide instelling, en op de internetsite www.bureaujeugdzorg.nl/folder.htm, waarop de folder “kinderdieven of kinderbescherming?” is gepubliceerd waarin kwalificaties staan als chantage, wetteloze praktijken en misbruik van macht en gezag.
[appellant sub 1] wist dus vanaf de eerste sommatiebrief precies wat er volgens SJG en [geïntimeerde sub 2] mis was met zijn internetsite en wat er gewijzigd zou moeten worden.
4.4 [appellanten] betwisten dat de internetsites waarvan zij hebben erkend dat die van hen afkomstig zijn (voor [appellant sub 1] de sites: www.bureaujeugdzorg.nl, www.bureaujeugdzorg.nl met een kindnummertoevoeging en www.burojeugdzorg.nl; voor [appellant sub 2] de site: www.voorgdij.com) uitlatingen over SJG en [geïntimeerde sub 2] hebben bevat die de grens van het betamelijke zouden hebben overschreden. [appellanten] menen dat zij door het gebruik van woorden als “kinderdieven” en “wetteloze praktijken” harde zakelijke kritiek hebben geuit. Zij voegen daaraan toe dat SJG en [geïntimeerde sub 2] het negatieve beeld dat daardoor over hen is ontstaan, aan zichzelf te wijten hebben, omdat zij bepalingen uit de Wet op de jeugdhulpverlening terzijde hebben geschoven.
4.5 Naar het voorlopig oordeel van het hof hebben [appellanten] op hun voormelde internetsites de grens van het betamelijke overschreden door de volgende beschuldigingen te uiten jegens SJG en [geïntimeerde sub 2]:
- op de site www.bureaujeugdzorg.nl/folder.htm: chantage, misbruik van macht en gezag, wetteloze praktijken;
- op de site www.bureaujeugdzorg.nl: intimidatie en chantage, plegen van strafbare feiten, wetteloze praktijken, kinderdieven, manipulerende voogdij-instelling;
- op de diverse sites www.bureaujeugdzorg.nl met een kindnummertoevoeging: intimidaties, bedreiging en chantage, misbruik van macht en gezag, kinderdieven, wetteloze praktijken, valsheid in geschrifte;
- op de site www.voogdij.com: bedreiging, chantage, misbruik van macht en gezag, kinderdieven; de zin “U kan een voogdij-instelling vergelijken met concentratie kampen in de tweede wereld oorlog waar toen de joden in Auswitz werden afgevoerd zo worden kinderen afgevoerd door deze voogdij-instellingen in kindertehuizen” geplaatst boven informatie over SJG en individuele medewerkers van SJG, genaamd antecedentenregister (namen, functies en soms adressen; bij [geïntimeerde sub 2] is nog vermeld: “Deze kwakzalver geeft geen inzage dossier” en een andere keer: “Kwakzalver en kinderdief kan beter maar vertrekken uit deze sector houd er wettenloze praktijken op na …”; veelal met foto van [geïntimeerde sub 2], ook een keer met daarnaast een foto van een baby met duivelshoorntjes en het bijschrift “[geïntimeerde sub 2] toen hij een baby was”); een andere keer is boven bedoeld antecedentenregister de zin geplaatst: “Dit antecedenten register wordt gepubliceerd op internet om informatie te geven over individuele criminelen medewerkers van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland …”.
4.6 Het enkele feit dat, zoals [appellanten] stellen, in een aantal gevallen terecht klachten zouden zijn ingediend tegen de werkwijze van SJG en [geïntimeerde sub 2] rechtvaardigt geenszins om stelselmatig bovengenoemde uitlatingen te doen en bovengenoemde kwalificaties te geven over SJG en [geïntimeerde sub 2]. Deze uitlatingen en kwalificaties overschrijden de grenzen van harde en zakelijke kritiek, zijn daarom onnodig grievend en dus onrechtmatig. Het beroep van [appellanten] op het grondrecht van vrije meningsuiting kan hun in dit geval niet baten. Het recht van vrije meningsuiting is niet absoluut. Het vindt zijn beperkingen in de door artikel 6:162 BW geboden bescherming tegen beledigende en onnodig grievende beweringen. Ook de op hun internetsites geplaatste disclaimer kan hen niet ontslaan van verantwoordelijkheid voor hun uitlatingen.
4.7 Nu sprake is geweest van het stelselmatig doen van de gewraakte uitlatingen is er ook alle reden om, naast het gebod aan [appellanten] om hun voornoemde internetsites te (doen) schonen, hun te verbieden in de toekomst dezelfde of soortgelijke ongegronde beschuldigingen te uiten. Het hof verwerpt het bezwaar van [appellanten] dat het onder 5 en 6 van het dictum uitgesproken verbod te algemeen en te vaag zou zijn. Voorzover dit al het geval is, geldt dat algemeen geformuleerde verboden restrictief dienen te worden geïnterpreteerd, dit wil zeggen dat een redelijke uitleg van een dergelijk verbod meebrengt dat de draagwijdte ervan beperkt is tot handelingen waarvan niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken als door de rechter verboden opleveren.
4.8 Vervolgens komt de vraag aan de orde of [appellanten] ook aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de inhoud van de internetsites die met de hunne zijn “gelinkt”.
4.9 Naar het voorlopig oordeel van het hof zijn er, gelet op het feit dat de inhoud van bedoelde gelinkte sites op veel plaatsen identiek is aan of overeenkomt met die van [appellanten], zeker aanwijzingen dat [appellanten] daarbij betrokken zijn, mede omdat die andere sites soms ook nog andere informatie bevatten, welke andere informatie afkomstig moet zijn van [appellanten]. De stelling van [appellanten] dat die andere sites voor de verantwoording komen van ene Marcel of Marcelo is onvoldoende onderbouwd. Uit de door [appellanten] bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep overgelegde producties is veeleer het tegendeel op te maken. Zo schrijft genoemde Marcelo per e-mail van 4 juli 2001 om 12.25 uur aan [appellant sub 2]: “(…) en nu probeer je de schuld op iemand anders af te schuiven omdat het te heet wordt onder jouw voetjes. Ik heb de heer [geïntimeerde sub 2] nooit persoonlijk aangevallen, zoals jij dat doet. Jouw rancune tegen de stichting is bij iedereen alom bekend en je probeert iedereen daarvan te overtuigen dat de stichting alleen maar slecht is, zoals jij dat ook bij mij probeerde te doen. (…) een advies van mij, begin nu eens met jou pagina’s te verwijderen en speel geen verstoppertje met het rechtssysteem.”
Niettemin acht het hof het in het kader van dit kort geding vooralsnog in onvoldoende mate aannemelijk dat [appellanten] in die zin bij die andere sites zijn betrokken dat zij invloed hebben op en verantwoordelijkheid zijn voor de inhoud ervan. Daarbij overweegt het hof dat in een situatie als de onderhavige waarin hoge dwangsommen (tot een bedrag van f 150.000,= voor elk van hen) op overtredingen kunnen worden verbeurd, er sprake moet zijn van een zeer grote mate van aannemelijkheid ten aanzien van de betrokkenheid van [appellanten] bij die andere sites. Het hof kan dit echter, mede gelet op de specifieke materie (verantwoordelijkheid voor onderling gelinkte internetsites), onvoldoende overzien en zou daarom behoefte hebben aan een deskundigenbericht hierover, maar dit gaat het bestek van een kort geding te buiten. De door SJG en [geïntimeerde sub 2] overgelegde rapporten van Impact B.V. (producties IX en XIII) acht het hof voorshands te vaag, omdat die deels zijn gebaseerd op vermoedens. De verdere door SJG en [geïntimeerde sub 2] genoemde aanwijzingen van de betrokkenheid van [appellanten] zijn weliswaar sterk, maar sluiten niet uit dat andere leden van de contactgroep jeugd en gezin Flevoland dan wel daarmee sympathiserende personen grote delen van de inhoud van de sites van [appellanten] hebben gekopieerd op hun eigen sites en zelf de links hebben gelegd met de sites van [appellanten] alsmede de verdere links met weer andere sites waarop nog grovere beschuldigingen jegens SJG en [geïntimeerde sub 2] zijn vermeld dan die op de door [appellanten] als de hunne erkende sites. Al met al gaat het het hof in dit kort geding te ver om, zoals de president heeft gedaan, [appellanten] ook te gebieden andere internetsites dan die welke zij als de hunne hebben erkend, te weten:
- www.homezonnet.nl/sjg flevoland38 (zie dictum onder 9, 10 en 16),
- www.jeugdhulp.com
- www15.brinkster.com/jeugd/index2.html
- http://server3005.freeyellow.com/jeugd/index2html
- http://server3005.freeyellow.com/jeugd/hilly.html
(alle vier genoemd in het dictum onder 11)
te (doen) schonen van de onrechtmatig geachte beschuldigingen op straffe van verbeurte van een dwangsom. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
4.10 Het hof acht, evenals de president, onrechtmatig de wijze waarop [appellanten] namen en privé-adressen van en nadere informatie over bestuursleden en medewerkers van SJG op hun internetsites hebben gepubliceerd. Dit geschiedde in een zogenaamd antecedentenregister dat, zoals vermeld onder 4.5, een keer geplaatst is onder de zin: “U kan een voogdij-instelling vergelijken met concentratie kampen in de tweede wereld oorlog waar toen de joden in Auswitz werden afgevoerd zo worden kinderen afgevoerd door deze voogdij-instellingen in kindertehuizen” en een andere keer onder de zin “Dit antecedenten register wordt gepubliceerd op internet om informatie te geven over individuele criminelen medewerkers van de Stichting Jeugd en Gezin Flevoland …”, terwijl in het antecedentenregister ook over enkele individuele personen, met name [geïntimeerde sub 2], beledigende opmerkingen werden geplaatst zoals “Deze kwakzalver geeft geen inzage dossier” en “Kwakzalver en kinderdief kan beter maar vertrekken uit deze sector houd er wettenloze praktijken op na …”, waarbij [geïntimeerde sub 2] ook een keer als duiveltje werd afgebeeld. In deze context en in het kader van alle andere beledigende opmerkingen op de internetsites van [appellanten] over SJG en [geïntimeerde sub 2], die alles weg hebben van een hetze, betekent de systematische publicatie van namen en privé-adressen onmiskenbaar dat voor de betrokkenen hiervan een dreiging uitgaat. Het gevaar bestaat namelijk dat derden worden aangezet tot onrechtmatig gedrag jegens de betrokkenen.
4.11 Het vorenstaande geldt evenzeer voor de publicatie van foto’s van bestuursleden en medewerkers van SJG op de internetsites van [appellanten]. De betrokkenen hebben daarom een redelijk belang om zich tegen die publicatie te verzetten.
4.12 De conclusie is dat het hoger beroep van [appellanten] grotendeels ongegrond is. Zij zijn terecht veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en zullen ook veroordeeld worden in de proceskosten van het hoger beroep.
5 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de president van de rechtbank te Zwolle, zitting houdende te Lelystad, van 9 mei 2001, behalve ten aanzien de geboden die betrekking hebben op de navolgende internetsites:
- www.homezonnet.nl/sjg flevoland38 (zie dictum onder 9, 10 en 16),
- www.jeugdhulp.com
- www15.brinkster.com/jeugd/index2.html
- http://server3005.freeyellow.com/jeugd/index2html
- http://server3005.freeyellow.com/jeugd/hilly.html
(alle vier genoemd in het dictum onder 11)
vernietigt het vonnis op deze onderdelen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de op voormelde internetsites betrekking hebbende vorderingen van SJG en [geïntimeerde sub 2] af;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SJG en [geïntimeerde sub 2] begroot op EUR 215,55 aan verschotten en op EUR 2.314,28 voor salaris, beide bedragen te verhogen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na betekening van dit arrest tot de dag der voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Steeg en Van Wijland-Kalkman, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 12 maart 2002.