ECLI:NL:GHARN:2002:AE4113
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- M.M. Nuboer
- Rechtspraak.nl
Belastingaftrek voor kinderopvang en de erkenning van uitzendkrachten
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 16 april 2002, staat de vraag centraal of de kosten voor kinderopvang door een uitzendkracht in aanmerking komen voor belastingaftrek. De belanghebbende, gehuwd en vader van drie kinderen, had in 1998 een uitzendkracht ingehuurd voor de opvang van zijn twee jongste kinderen, omdat er geen passende kinderopvang beschikbaar was in zijn gemeente. De uitzendkracht was afkomstig uit de kinderopvangbranche, maar de facturen gaven aan dat het ging om 'gezinshulp ongediplomeerd'. De belanghebbende stelde dat de uitgaven voor kinderopvang als buitengewone lasten moesten worden erkend op basis van artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Het Hof oordeelde dat de opvang door de uitzendkracht niet voldeed aan de eisen van erkende kinderopvang zoals gesteld in de wet. De wetgever had bewust gekozen om de aftrek te beperken tot uitgaven voor wettelijk erkende beroepsmatig georganiseerde kinderopvang, en het inhuren van een uitzendkracht van een niet-erkend uitzendbureau viel daar niet onder. De omstandigheden dat de uitzendkracht deskundigheid op het gebied van kinderopvang had en dat er geen erkende opvang beschikbaar was, veranderden hier niets aan.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op de brochure 'Buitengewone lasten 1998' verworpen. Het Hof concludeerde dat de tekst in de brochure niet anders kon worden geïnterpreteerd dan dat er sprake moest zijn van opvang georganiseerd door een door de overheid erkende organisatie. Aangezien de uitzendorganisatie niet erkend was, kon de belanghebbende hier geen vertrouwen op baseren. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, zonder termen voor een kostenveroordeling.