ECLI:NL:GHARN:2002:AE4127

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01359
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek buitengewone lasten voor studiekosten van een echtgenoot met een cursus gericht op de Nederlandse arbeidsmarkt

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van uitgaven voor een cursus die de echtgenote van de belanghebbende heeft gevolgd, gericht op de Nederlandse arbeidsmarkt. De belanghebbende, geboren in 1953, heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst, die de aftrek van buitengewone lasten niet heeft geaccepteerd. De echtgenote van de belanghebbende, geboren in 1955 en afkomstig uit voormalig Joegoslavië, heeft in 1997 een cursus 'Introductie Arbeidsmarkt voor Hoger Opgeleide Allochtonen' gevolgd, met als doel haar kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt te vergroten. De cursus duurde vier maanden en resulteerde in een certificaat.

De Inspecteur heeft de uitgaven voor deze cursus niet als aftrekbaar aangemerkt, omdat hij van mening was dat de cursus geen directe relatie had met een beroep, maar eerder algemene kennis betrof. De belanghebbende heeft echter betoogd dat de cursus specifiek gericht was op het verkrijgen van een baan en dat de uitgaven daarom als buitengewone lasten in aanmerking moesten worden genomen. Het Hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de cursus gericht was op de uitoefening van een beroep, en dat de uitgaven derhalve aftrekbaar zijn.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de belastingaanslag verminderd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 24 april 2002, waarbij de mondelinge uitspraak is vastgelegd in een proces-verbaal. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/1359
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997
nummer : [01.H76]
mondelinge behandeling : op 10 april 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende, geboren in 1953, is gehuwd met [X-Y], geboren in 1955. Zij zijn afkomstig uit voormalig Joegoslavië. Belanghebbendes echtgenote heeft in voormalig Joegoslavië een universitaire studie (Economie) afgerond en daar acht jaren gewerkt.
2. In Nederland heeft belanghebbendes echtgenote in het jaar 1997 op de [a-school] deelgenomen aan de cursus "Introductie Arbeidsmarkt voor Hoger Opgeleide Allochtonen". De cursus betrof de vakgebieden aktief Nederlands taalgebruik, beroepsgerichte vaardigheden, Nederlandse werkcultuur en computerkunde. Tevens heeft zij in het kader van deze cursus een stage gevolgd. De cursusduur bedroeg vier maanden en het certificaat is behaald op 6 juni 1997.
3. Vanaf 1998 werkt belanghebbendes echtgenote, in eerste instantie, als leerling-kraamverzorgster en later als kraamverzorgster. Daarvoor heeft zij ook nog werkzaamheden via [b] Uitzendbureau verricht.
4. Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van ƒ 6.778 als buitengewone lasten wegens uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep op zijn inkomen in mindering gebracht. De kosten zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
-Lening Sociale dienst [Z] voor eigen
bijdrage cursus ƒ 2.000
-Lening [bank] voor aanschaf computer ƒ 3.594
-Reiskosten ƒ 740
-Schrijfbenodigdheden ƒ 150
-Vertalingen ƒ 294
5. De Inspecteur heeft de aftrek van buitengewone lasten voor het gehele bedrag niet geaccepteerd.
6. Na bezwaar heeft de Inspecteur zijn standpunt omtrent de aftrek van buitengewone lasten gehandhaafd. Het belastbaar inkomen is bij uitspraak van 5 juni 2000 vastgesteld op ƒ 85.792. Belanghebbende heeft bij dit Hof beroep ingesteld tegen de bedoelde uitspraak.
7. Ingevolge artikel 46, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) zijn buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep van de belastingplichtige of diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot, voor zover zij meer bedragen dan ƒ 800 of, zo dit minder is, 2 percent van het onzuiver inkomen.
8. Belanghebbende heeft in 1997 uitgaven gedaan voor een cursus "Introductie Arbeidsmarkt voor Hoger Opgeleide Allochtonen" die door zijn echtgenote werd gevolgd. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat deze uitgaven in aftrek kunnen komen als buitengewone lasten voert belanghebbende aan dat zijn echtgenote geen baan kon krijgen op de Nederlandse arbeidsmarkt en zich verder wilde oriënteren op deze arbeidsmarkt. Zij besloot een cursus te volgen die er specifiek op was gericht om de Nederlandse arbeidsmarkt beter te leren kennen door onder meer het bezoeken van bedrijven en het volgen van korte stages. Ter zitting is door belanghebbende tevens aangevoerd dat bij de cursus werkstukken werden gemaakt en in het kader van de cursus werd bemiddeld bij het verkrijgen van een baan.
9. De Inspecteur verdedigt het standpunt dat de uitgaven niet ter zake van een opleiding of een studie voor een beroep kunnen worden aangemerkt omdat de vergroting van belanghebbendes echtgenote persoonlijke kennis als het gevolg van het volgen van de cursus een zo algemeen karakter heeft, dat zij daarvan geheel onafhankelijk van haar toekomstige financieel-economische positie in de maatschappij profijt heeft.
10. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat de cursus werd gevolgd met het oog op de uitoefening van een beroep. De cursus is naar het oordeel van het Hof in zodanige mate gericht geweest op de verwerving en de uitoefening van een beroep, dat het volgen van de cursus in hoofdzaak diende tot verdere scholing voor een uit te oefenen beroep. Mitsdien kan niet worden gesproken van een opleiding met een zodanig algemeen karakter dat aftrek deswege zou moeten worden uitgesloten.
11. Nu het Hof van oordeel is dat belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek buitengewone lasten van uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep, betwist de Inspecteur nog slechts het bedrag dat voor de aanschaf van de PC in aanmerking kan worden genomen als studiekosten. Naar zijn mening moet rekening worden gehouden met de feitelijke aanschafprijs, een lineaire afschrijving over drie jaren, een restwaarde van 10% en een algemene drempel bij aftrek buitengewone lasten voor studiekosten van ƒ 800.
12. Het Hof acht de door de Inspecteur voorgestelde afschrijvingsmethodiek en restwaarde voor de PC in het onderhavige geval juist. Gezien de levering van de PC op 28 mei 1997 is het Hof echter van oordeel dat de PC in het jaar 1997 zeven in plaats van de door de Inspecteur gestelde zes maanden bij belanghebbende in gebruik is geweest.
13. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van belanghebbende gedeeltelijk gegrond is.
slotsom:
Het beroep is gedeeltelijk gegrond.
proceskosten:
Nu het beroep van belanghebbende gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De door belanghebbende gemaakte reiskosten worden vergoed op basis van de tarieven van het openbaar vervoer (NS tweede klasse). Het Hof stelt de reis- en verblijfkosten van belanghebbende in goede justitie vast op € 30.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 37.436 oftewel ƒ 82.498;
- gelast de Inspecteur het griffierecht van € 27,23 oftewel ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 30, te vergoeden door de Staat der Nederlanden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2002 door mr. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mw. mr. Linssen als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I. Linssen) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 mei 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.