ECLI:NL:GHARN:2002:AE4766
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. van Kuijck
- A. Buyne
- J. Dee
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte na vernietiging van eerdere uitspraak
Op 27 juni 2002 heeft het Gerechtshof te Arnhem uitspraak gedaan op de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte. De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij zijn vordering, die voortvloeit uit een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen van 27 oktober 1999, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren voor medeplegen van doodslag. Deze veroordeling werd echter op 25 januari 2001 door het gerechtshof te Leeuwarden vernietigd, wat leidde tot de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. De Hoge Raad heeft op 28 mei 2002 de uitspraak van het hof Leeuwarden vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
Het hof overweegt dat de vernietiging van de eerdere uitspraak ook de beslissing tot opheffing van de voorlopige hechtenis heeft vernietigd. Dit betekent dat het oorspronkelijke bevel tot voorlopige hechtenis van de rechtbank Groningen weer van kracht is, maar het hof stelt dat een nieuwe detentie alleen mogelijk is met een nieuw bevel tot voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal heeft gesteld dat de situatie van artikel 75, achtste lid van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet, wat inhoudt dat het bevel tot voorlopige hechtenis gedurende dertig dagen van kracht blijft na verwijzing door de Hoge Raad.
Het hof concludeert dat de vordering tot verlenging van de gevangenhouding moet worden afgewezen, omdat er geen grondslag is voor een hernieuwde inhechtenisneming zonder een nieuw bevel. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van artikel 75 van het Wetboek van Strafvordering. De vordering tot verlenging van de gevangenhouding is afgewezen, en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling in raadkamer, maar oordeelt dat dit geen invloed heeft op de afwijzing van de vordering.