ECLI:NL:GHARN:2002:AE4776
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- J.J. Gankema
- Rechtspraak.nl
Weigering van verdere afschrijving op bedrijfsmiddel in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 mei 2002, staat de weigering van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen om verdere afschrijving op een bedrijfsmiddel toe, centraal. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een dames- en herenkapsalon runt in de vorm van een vennootschap onder firma, heeft een bedrijfspand dat in 1977 is aangeschaft voor een bedrag van f 75.955. De boekwaarde van het pand was ultimo 1997 vastgesteld op f 16.022, terwijl de WOZ-waarde per 1 januari 1995 op f 81.500 was vastgesteld. De Inspecteur weigerde verdere afschrijving op het bedrijfsmiddel, wat leidde tot een geschil.
De belanghebbende stelde dat de Inspecteur in het verleden een bepaald standpunt had ingenomen met betrekking tot de afschrijving, en dat hij hierop had vertrouwd. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een bewust standpunt van de Inspecteur. Het Hof concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat de lange periode waarin dezelfde afschrijving was toegestaan, niet voldoende was om een rechtens te beschermen vertrouwen te rechtvaardigen.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Tevens oordeelde het Hof dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak. Het Hof benadrukte dat bij deze vervanging de gedane uitspraak niet aan een heroverweging mocht worden onderworpen.