ECLI:NL:GHARN:2002:AE4951
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.E. Haas
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 mei 2002 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende, [X] B.V., was opgelegd voor het tijdvak van 1 oktober 1997 tot en met 31 december 1998. De naheffingsaanslag werd door de Inspecteur vernietigd na bezwaar van belanghebbende, maar belanghebbende verzocht vervolgens om vergoeding van de kosten die in de bezwaarfase waren gemaakt. De Inspecteur wees dit verzoek af.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, waarbij hij stelde dat de Inspecteur op lichtvaardige gronden de naheffingsaanslag had opgelegd en dat hij recht had op vergoeding van de gemaakte kosten. Het Hof oordeelde echter dat het beroep niet ontvankelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat, indien het beroep geacht moest worden mede gericht te zijn tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag, het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat de naheffingsaanslag inmiddels had opgehouden te bestaan.
Het Hof concludeerde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een rechtsgang tegen de beslissing van de Inspecteur om geen vergoeding van kosten toe te kennen. De mondelinge uitspraak van het Hof kan niet in cassatie worden aangevochten; alleen een schriftelijke uitspraak kan dat. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke, waarbij het griffierecht dat betaald wordt voor de schriftelijke uitspraak in mindering komt op het griffierecht voor een eventueel cassatieberoep.