ECLI:NL:GHARN:2002:AE5285
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- Rechtspraak.nl
Huurinkomsten en kamerverhuurvrijstelling in het belastingrecht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 juni 2002, staat de vraag centraal of de huurinkomsten van belanghebbende uit de verhuur van een aanbouw aan zijn woning onder de kamerverhuurvrijstelling vallen. Belanghebbende en zijn echtgenote wonen in hun eigendom aan [a-straat 1 te Z] en hebben een aanbouw, gelegen aan [a-straat 2 te Z], die voor f 350 per maand is verhuurd aan [huurster]. De gemeente heeft voor zowel de hoofdwoning als de aanbouw afzonderlijke WOZ-beschikkingen afgegeven.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 1998 geen melding gemaakt van de huurinkomsten van f 4.200, omdat hij meent dat deze onder de vrijstelling voor kamerverhuur valt, zoals vastgelegd in artikel 26 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Inspecteur heeft echter geoordeeld dat de aanbouw een zelfstandige woning vormt en heeft het belastbaar inkomen van belanghebbende verhoogd met de huurinkomsten. Na bezwaar heeft de Inspecteur rekening gehouden met de lasten en afschrijvingen, maar het belastbaar inkomen bleef substantieel verhoogd.
Het Hof oordeelt dat de verhuurde aanbouw voldoet aan de criteria voor een zelfstandige woning, aangezien de huurster in haar eigen behoeften kan voorzien zonder afhankelijk te zijn van de voorzieningen van de hoofdwoning. Dit betekent dat de kamervrijstelling niet van toepassing is. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. J.L.M. Egberts.