ECLI:NL:GHARN:2002:AE5557

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-01833
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.M. van Schie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 juni 2002 uitspraak gedaan in een geschil over de waardevaststelling van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1 te Z]. De belanghebbende, eigenaar van een nieuwbouwwoning die in 1999 is opgeleverd, had bezwaar gemaakt tegen een beschikking die was afgegeven op 1 maart 2000. Deze beschikking stelde de waarde van de woning vast op ƒ 397.000 per waardepeildatum 1 januari 1995. Na bezwaar werd de waarde door de Ambtenaar verlaagd naar ƒ 382.000, waarop de belanghebbende beroep instelde bij het Hof.

Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de staat van de zaak bij het begin van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de bouw is voltooid. Aangezien de bouw in 1999 is afgerond, geldt 1 januari 2000 als de relevante datum voor de waardevaststelling. De Ambtenaar heeft ter zitting bevestigd dat deze datum is gebruikt voor de waardevaststelling.

Echter, het Hof oordeelde dat de beschikking niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat het tijdstip waarop de staat van de onroerende zaak voor de waardering is beoordeeld niet was vermeld. Dit gebrek leidde tot de conclusie dat de beschikking vernietigd moest worden. Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, en de Ambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die door het Hof op € 15 zijn vastgesteld. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/01833
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000
beschikkingsnummer : [01]
mondelinge behandeling : op 22 mei 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]
gronden:
1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [a-straat 1 te Z]. Het betreft een in 1999 opgeleverde nieuwbouwwoning met een inhoud van 617 m³ en een oppervlakte van 366 m².
2. Op 1 maart 2000 is aan hem in zijn hoedanigheid van genothebbende krachtens eigendom van die onroerende zaak een beschikking ingevolge de Wet WOZ gegeven naar een waarde van ƒ 397.000 per waardepeildatum 1 januari 1995.
3. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de waarde nader vastgesteld op ƒ 382.000. Belanghebbende heeft bij dit Hof beroep ingesteld tegen bedoelde uitspraak.
4. Ingevolge artikel 19, tweede lid, aanhef en onderdeel b, en de slotzinsnede van dat lid, van de Wet WOZ (tekst 2000) wordt voor een onroerende zaak, die in het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, door bouw wordt gewijzigd welke een waardeverandering van ten minste 5% met een minimum van ƒ 25.000 dan wel van ƒ 250.000 of meer ten gevolge heeft, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgend op dat waarin de bouw zijn beslag heeft gekregen.
5. In casu betekent zulks dat, nu de bouw van de woning in 1999 zijn beslag heeft gekregen, als toestandsdatum heeft te gelden 1 januari 2000. Ter zitting heeft de Ambtenaar verklaard dat bij de onderhavige waardevaststelling daarvan is uitgegaan.
6. De onderhavige beschikking betreft derhalve een beschikking die is genomen op de voet van artikel 25, eerste lid, van de Wet WOZ. In een dergelijke beschikking dient onder meer te worden aangegeven naar welk tijdstip de staat van de onroerende zaak voor de waardering is beoordeeld (HR 24 januari 2001, nr. 35.752, VN2001/12.32).
7. In de hier aan de orde zijnde beschikking ontbreekt de vermelding van het tijdstip naar welk de staat van de onroerende zaak voor de waardering is beoordeeld.
8. Het vorenstaande leidt het Hof tot de conclusie dat de beschikking niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en derhalve dient te worden vernietigd.
slotsom:
Het beroep is gegrond.
proceskosten:
Nu het beroep van belanghebbende gegrond wordt verklaard, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De door belanghebbende gemaakte reiskosten worden vergoed op basis van de tarieven van het openbaar vervoer. Het Hof stelt de reis- en verblijfkosten van belanghebbende in goede justitie vast op € 15.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de onderhavige beschikking;
- gelast de Ambtenaar het griffierecht van € 27,23 (oftewel ƒ 60) aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 15, te vergoeden door de gemeente Deventer.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2002 door mr. P.M. van Schie, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Linssen als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I. Linssen) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 juni 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.