ECLI:NL:GHARN:2002:AE7222
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van studiekosten in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 juni 2002, staat de aftrekbaarheid van studiekosten centraal. De belanghebbende, werkzaam als trainee bij [A] Holding NV, had in 1999 een bedrag van ƒ 2.927 op zijn brutoloon ingehouden gekregen voor studiekosten die hij maakte tijdens zijn werkuren. Hij verzocht om dit bedrag als buitengewone lasten in mindering te brengen op zijn onzuivere inkomen. De Inspecteur van de Belastingdienst weigerde deze aftrek, stellende dat er geen sprake was van een op de belanghebbende drukkende uitgave.
Het Hof oordeelt dat de opvatting van de Inspecteur juist is. Het ingehouden bedrag is nooit door de belanghebbende genoten en heeft derhalve geen deel uitgemaakt van zijn vermogen. Hierdoor kan het bedrag niet worden beschouwd als een uitgave die in aanmerking komt voor aftrek. De belanghebbende betoogde dat de vertraging in de inhouding van het salaris op het brutoloon invloed had op de kwalificatie van het bedrag, maar het Hof oordeelt dat dit niet het geval is. De omstandigheid dat het aantal studie-uren niet vooraf was in te schatten, doet ook niets af aan de conclusie dat het bedrag niet tot het vermogen van de belanghebbende behoort.
Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.