2.1 Bij voornoemd tussenarrest is [appellant] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag hoe hij tot de door hem aan [S.] betaalde grond-prijs van f 325,= per m2 is gekomen, alsmede over het verweer van het Kadaster betreffende de verschuldigdheid van de door hem aan [S.] betaalde incassokosten.
2.2 [appellant] voert bij zijn voormelde akte aan dat de grondprijs is gebaseerd op de door hem in het kader van de met [K.] gesloten koop-/aanneming-overeenkomst betaalde grondkosten ad (in totaal) f 188.000,=, welk bedrag vervolgens is gedeeld door het aantal m2 waarvan partijen ten tijde van het sluiten van die overeenkomst uitgingen, te weten 570m2. De daaruit voortvloeiende prijs per m2 van f 329,82 is vervolgens naar beneden afgerond tot f 325,=. Nu het Kadaster tegen deze berekening geen bezwaar heeft gemaakt en deze het hof bovendien redelijk voorkomt, is de schadevordering van [appellant] op basis van voormelde berekening toewijsbaar.
2.3 [appellant] stelt ten aanzien van de door hem betaalde incassokosten ad f 500,= (waarvan hij van het Kadaster f 250,= vordert, gezien zijn beperking van de vordering in deze procedure), dat [S.] kort na aankoop van de woning heeft geconstateerd dat hij niet 570 m2, maar 530 m2 overgedragen had gekregen, dat [S.] aanspraak maakte op een vergoeding voor het tekort aan overgedragen vierkante meters grond, dat [appellant] niet in staat was het door [S.] gevorderde bedrag zelf te voldoen, dat hij, [appellant], het Kadaster direct in kennis heeft gesteld van de aansprakelijkstelling van [S.] en het Kadaster daarvoor aansprakelijk heeft gesteld, maar dat het Kadaster aansprakelijkheid van de hand heeft gewezen. [appellant] heeft vervolgens het nodige gedaan om te trachten het Kadaster te overtuigen, doch dat is hem niet gelukt. Omdat [S.] de uitkomst van het geschil tussen [appellant] en het Kadaster niet wenste af te wachten heeft hij een advocaat ingeschakeld, die [appellant] aansprakelijk heeft gesteld voor het schadebedrag van f 9.750,=, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten ad f 500,=, aldus [appellant].
2.4 Uit de hiervoor weergegeven stellingen van [appellant], die door het Kadaster niet zijn weersproken, volgt dat de reden dat [appellant] [S.] niet aanstonds heeft schadeloos gesteld was gelegen in het feit dat hij het door [S.] gevorderde bedrag niet kon betalen en dat hij om die reden het Kadaster, dat volgens [appellant] de (uiteindelijk) aansprakelijke partij was, zelf direct aansprakelijk heeft gesteld. Nu het Kadaster (naar uit het tussenarrest volgt ten onrechte) aansprakelijkheid van de hand wees en de schade niet voor zijn rekening wenste te nemen, kan het Kadaster [appellant] in deze omstandigheden niet tegenwerpen dat [appellant] [S.] niet aanstonds heeft voldaan. Dat [S.] vervolgens zijn vordering op [appellant] ter incasso uit handen heeft gegeven staat in zodanig verband met de voormelde houding van het Kadaster, dat de daardoor veroorzaakte kosten als vermogensschade aan het Kadaster kan worden toegerekend. Uit de stellingen van [appellant] en de door hem overgelegde brief leidt het hof af dat de door [S.] ingeschakelde advocaat slechts één brief heeft verzonden, teneinde de vordering van [S.] bij [J.] te incasseren en dat [appellant] daarna heeft betaald. De daarmee gemoeide kosten stelt het hof in redelijkheid vast op f 250,=. Nu [appellant] ook niet meer dan dat bedrag van het Kadaster vordert, is ook dit onderdeel van de vordering toewijsbaar.
2.5 De slotsom luidt dat het bestreden vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd en dat de vordering van [appellant] wordt toegewezen. Het Kadaster wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.