ECLI:NL:GHARN:2002:AE7334

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002080-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Houten
  • A. van Ditzhuijzen
  • J. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem inzake moord gepleegd uit eerwraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 september 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem, dat op 10 oktober 2001 was gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was betrokken bij de moord op een jonge vrouw, gepleegd uit eerwraak. De verdachte en zijn mededaders waren van mening dat de vrouw, die wilde scheiden van de verdachte, de familie-eer had geschonden door een nieuwe relatie aan te gaan. Om de eer van de familie te herstellen, werd besloten de vrouw te vermoorden. Tijdens een ontmoeting, die zogenaamd bedoeld was om tot verzoening te komen, werd het slachtoffer door de verdachte en een mededader met tientallen messteken om het leven gebracht. Ondanks de pogingen van een getuige om het slachtoffer te beschermen, faalde deze poging door bedreigingen aan het adres van haar kind. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden en getuigen, waaronder een jong kind. De culturele achtergrond van de verdachte werd niet als strafverminderend beschouwd, gezien het belang van de algemene preventie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaren, waarbij de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Laethem, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002080-01
Uitspraak dd.: 5 september 2002
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 10 oktober 2001 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [Z],
[adres], te [Z].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 maart 2002 en 22 augustus 2002 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2000 te Arnhem tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade (de zich noemende) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en een van verdachtes mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met messen meerdere malen in het lichaam en het hoofd hebben gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Het medeplegen van:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte en zijn mededaders handelend uit "eerwraak" een jonge vrouw van het leven hebben beroofd. Het slachtoffer wilde scheiden van verdachte en binnen de familie van verdachte werd verondersteld dat zij een nieuwe relatie was aangegaan. Dit werd door verdachte en zijn familie ervaren als een inbreuk op de familie-eer. Teneinde de "eer" van verdachte en zijn familie te herwinnen, werd besloten dat het slachtoffer moest worden vermoord. Zogenaamd om tot een verzoening te komen is een ontmoeting gearrangeerd in de woning van een wederzijdse kennis. Tijdens deze ontmoeting is het slachtoffer door verdachte en een mededader met tientallen messteken vermoord. Een van de bewoners heeft het slachtoffer nog proberen te beschermen. Echter mede doordat een mededader van verdachte één van haar kinderen met de dood bedreigde, heeft deze poging niet mogen baten.
Voor zowel de nabestaanden als de getuigen, onder wie een nog zeer jong kind, moet dit een traumatische ervaring zijn die naar de ervaring leert nog gedurende lange tijd hun leven zal beïnvloeden.
Zo de culturele achtergrond van verdachte al strafverminderend zou kunnen werken, wordt dit tenietgedaan door het belang van de generaal preventieve werking van de straf. Verdachte dient gedurende een lange tijd niet in de maatschappij terug te keren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Van Houten, voorzitter,
mrs Van Ditzhuijzen en Lauwaars, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Laethem, griffier,
en op 5 september 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Van Ditzhuijzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.