ECLI:NL:GHARN:2002:AE7564
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- Rechtspraak.nl
Waarde bepaling stakingswinst bij duurzame zelfbewoning
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 31 juli 2002, staat de waardebepaling van een woonhuis in het kader van de stakingswinst centraal. De belanghebbende, geboren op 29 juni 1956, heeft zijn voor duurzame zelfbewoning bestemde woonhuis per 31 december 1994 overgebracht naar zijn privé-vermogen vanwege de staking van zijn onderneming. De waarde van het woonhuis, een boerderijtje op 32,05 are, werd door een ambtelijke taxateur vastgesteld op ƒ 220.000,- (€ 99.831,65). De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze waarde voor de bepaling van de stakingswinst vastgesteld op 65% van de getaxeerde waarde, wat neerkomt op ƒ 143.000,- (€ 64.890,57).
De belanghebbende betwist deze waardebepaling en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Hij stelt dat de waarde in bewoonde staat op 55% van de getaxeerde waarde moet worden gesteld, volgens een beleidsregel die een maximum van 75% en een minimum van 55% hanteert. De Inspecteur weerlegt dit door te stellen dat zijn eenheid altijd een individuele benadering heeft gevolgd en dat er geen bewijs is dat de Belastingdienst/Ondernemingen [P] in het verleden een beleid heeft gevoerd dat voor de belanghebbende voordeliger zou zijn geweest.
Het Gerechtshof oordeelt dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond is. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van de Inspecteur, waarbij de waarde van het woonhuis voor de stakingswinst op 65% is vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. T.J. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier I.B. Vermeulen-Post.