ECLI:NL:GHARN:2002:AE8066
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- O. Otte
- A. Luikinga
- J. Groenhuijsen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in strafzaak M. Y.
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 september 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 26 april 2002, waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de strafvervolging van de verdachte M. Y. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 11 juni en 11 september 2002, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De kern van de zaak draait om de vraag of twee informanten als getuigen gehoord moeten worden, en of de weigering van het openbaar ministerie om hieraan mee te werken gerechtvaardigd is.
Het hof overweegt dat de artikelen 553 en 555 van het Wetboek van Strafvordering het openbaar ministerie verplichten om te voldoen aan rechterlijke bevelen om getuigen te horen, tenzij er zwaarwegende belangen zijn die dit in de weg staan. In dit geval heeft de verdediging verzocht om de informanten te horen, maar het openbaar ministerie heeft geweigerd, onder verwijzing naar de veiligheid van de getuigen. Het hof stelt vast dat deze weigering in strijd is met de grondslagen van het strafproces en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof wijst erop dat de rechter-commissaris al een toets heeft uitgevoerd met betrekking tot de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek en dat er geen onrechtmatigheden zijn vastgesteld. De verdediging heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het horen van de informanten noodzakelijk is voor de verdediging van de verdachte. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van M. Y., en wijst de zaak terug naar de rechtbank Almelo voor herbehandeling.