ECLI:NL:GHARN:2002:AE8322

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01935
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een Bulgaars meisje als pleegkind in het belastingrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 augustus 2002 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende en haar echtgenoot een Bulgaars meisje in hun gezin hadden opgenomen. Dit meisje, dat in 1997 op 18-jarige leeftijd bij hen kwam wonen, volgde op hun kosten een vijfjarige Engelstalige HEAO-opleiding in Nederland. De ouders van het meisje in Bulgarije hadden beperkte mogelijkheden om haar een goede beroepsopleiding te bieden, waardoor belanghebbende en haar echtgenoot deze verantwoordelijkheid op zich namen. Het Hof moest beoordelen of het meisje als pleegkind kon worden aangemerkt volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Het Hof oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van een pleegkind in de zin van de wet. De leeftijd van het meisje en het feit dat de band met haar natuurlijke ouders in Bulgarije intact was gebleven, stonden in de weg aan de kwalificatie als pleegkind. Belanghebbende's argumenten werden door het Hof niet overtuigend geacht en het beroep werd ongegrond verklaard.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de belastingautoriteiten en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. T.J. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier I.B. Vermeulen-Post. De partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een verzoek in te dienen voor een schriftelijke vervanging van de mondelinge uitspraak, maar het Hof zou de inhoud van de uitspraak niet heroverwegen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/01935
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 12 september 2000 op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen
jaar : 1998
aanslagnummer : [01.H86].
mondelinge behandeling : op 31 juli 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, vergezeld door haar echtgenoot, alsmede [de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in 1997 een destijds 18-jarig Bulgaars meisje in hun gezin opgenomen teneinde haar, op hun kosten, in [Q] een 5-jarige Engelstalige HEAO-opleiding (international business) te laten volgen. Het meisje had een verblijfsvergunning voor vijf jaar. Inmiddels heeft zij haar opleiding voltooid en heeft zij in Nederland een dienstbetrekking aanvaard. De band met haar ouders in Bulgarije is blijven bestaan. Deze ouders hadden in de praktijk echter weinig mogelijkheden hun dochter een goede beroepsopleiding te geven.
2. Het Hof is van oordeel dat in dit geval niet sprake is van een pleegkind als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, sub 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Gezien de leeftijd van het meisje kan niet worden gezegd dat belanghebbende en haar echtgenoot haar als een eigen kind opvoedden. Ook de omstandigheid dat de band met de natuurlijke ouders is blijven bestaan, staat eraan in de weg haar als pleegkind in vorenbedoelde zin aan te merken. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet aan deze oordelen niet af.
3. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 augustus 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.