ECLI:NL:GHARN:2002:AF1184

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/041
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Makkink
  • W. Wesseling-Lubberink
  • W. Wammes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nakoming koopovereenkomst en misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank te Almelo. De rechtbank had op 14 februari 2001 en 15 augustus 2001 vonnissen gewezen in een geschil tussen de appellanten, die als eisers optraden, en de geïntimeerde, die als gedaagde fungeerde. De appellanten, vertegenwoordigd door procureur mr. P.C. Plochg, hebben bij exploot van 8 november 2001 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 augustus 2001. In hun memorie van grieven hebben zij vier grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de geïntimeerde zal veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst.

De geïntimeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. J.E. Brands, heeft in zijn memorie van antwoord verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de appellanten. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat zij zijn geslaagd in het bewijs dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De geïntimeerde heeft zich beroepen op misbruik van omstandigheden, maar heeft niet aangegeven de overeenkomst te hebben vernietigd.

De appellanten hebben in hun grieven betoogd dat zij recht hebben op nakoming van de koopovereenkomst, ondanks dat de geïntimeerde de woning eerder aan een derde heeft verkocht. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering van de appellanten tot nakoming niet kan worden afgewezen op basis van artikel 3:298 BW, omdat deze bepaling niet van toepassing is op hun recht op levering in relatie tot de geïntimeerde.

De zaak is vervolgens naar de rol verwezen om de appellanten in de gelegenheid te stellen te reageren op nieuwe stellingen van de geïntimeerde, die stelde dat de woning inmiddels aan de derde koper was geleverd. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de reactie van de appellanten.

Uitspraak

12 november 2002
derde civiele kamer
rolnummer 2002/41
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant sub 1]
en
[appellant sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr P.C. Plochg,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr J.E. Brands.
1 Het geding in eerste aanleg
De rechtbank te Almelo heeft op 14 februari 2001 en 15 augustus 2001 vonnis gewezen in het geschil tussen appellanten (hierna in enkelvoud te noemen: [appellant]) als eisers en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde. Afschrift van deze vonnissen, naar de inhoud waarvan wordt verwezen, is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 8 november 2001 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 15 augustus 2001 met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis en geconcludeerd dat het hof het vonnis van 15 augustus 2001 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bepalen dat [geïntimeerde] gehouden is tot nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst tussen hem en [appellant], één en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.3 [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof de vorderingen van [appellant] zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van (het hof leest:) het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen ieder een inventarisatiestaat en een kostenstaat overgelegd en arrest gevraagd.
3 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.1 Partijen hebben geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] is geslaagd in het aan hem in het vonnis van 14 februari 2001 opgedragen bewijs. Daarmee staat ook in hoger beroep vast dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij [geïntimeerde] de woning heeft verkocht aan [appellant].
3.2 [geïntimeerde] heeft zich, ook in hoger beroep, erop beroepen dat de overeenkomst onder druk van de zijde van [appellant] tot stand is gekomen, doch hij verklaart niet de overeenkomst te vernietigen of te hebben vernietigd, terwijl de door hem in dit verband aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn voor een beroep op misbruik van omstandigheden.
3.3 Met de grieven 1 tot en met 3 komt [appellant] op tegen - samengevat - het oordeel van de rechtbank dat hij ingevolge het bepaalde in artikel 3: 298 BW geen nakoming van de koopovereenkomst kan vorderen omdat [geïntimeerde] de betreffende woning reeds eerder heeft verkocht aan een derde - [naam 1e koper] - die eveneens aanspraak maakt op nakoming van de overeenkomst.
3.4 Op grond van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst is [appellant] gerechtigd in rechte nakoming van de voor [geïntimeerde] uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te vorderen (artikel 3: 296 BW). De omstandigheid dat [geïntimeerde] de woning reeds eerder heeft verkocht aan [naam 1e koper] - zoals door de rechtbank in het bestreden vonnis is overwogen en waartegen geen grief is gericht - doet aan dit recht op nakoming niet af. Dit volgt evenmin uit artikel 3: 298 BW. Deze bepaling heeft geen betrekking op het recht op levering dat [appellant] toekomt in zijn verhouding tot [geïntimeerde]. Genoemde bepaling ziet slechts op de onderlinge verhouding tussen [appellant] en [naam 1e koper] die beiden hun recht op levering vervolgen. Dit brengt met zich dat de vordering van [appellant] strekkende tot nakoming door [geïntimeerde] van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet op grond van artikel 3: 298 BW kan worden afgewezen.
3.5 Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] gesteld - samengevat – dat de betreffende woning inmiddels aan [naam 1e koper] is geleverd en dat dit heeft kunnen plaatsvinden doordat [appellant] het op zijn verzoek gelegde beslag tot levering van de betreffende woning heeft doen opheffen. [appellant] heeft op deze nieuwe stelling van [geïntimeerde] nog niet kunnen reageren. Hij zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld. Mocht blijken dat de betreffende woning inderdaad reeds in eigendom is overgedragen aan [naam 1e koper] dan brengt dit in beginsel met zich dat [geïntimeerde] niet meer in de gelegenheid is om deze woning aan [appellant] te leveren.
3.6 De zaak zal naar de rol worden verwezen teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen te reageren als bedoeld onder 3.5 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 10 december 2002 opdat [appellant] kan reageren als bedoeld onder 3.5;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs Makkink, Wesseling-Lubberink en Wammes en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 12 november 2002.