ECLI:NL:GHARN:2002:AF1258
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingaanslag overdrachtsbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 oktober 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingaanslag voor overdrachtsbelasting. De belanghebbende, aangeduid als [X], had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen [P]. De kern van het geschil betrof de berekening van de overdrachtsbelasting, die volgens de wet moet worden vastgesteld over de waarde van de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging. Het Hof verduidelijkte dat deze waarde moet worden geïnterpreteerd als de waarde in het economische verkeer, wat inhoudt dat het gaat om de prijs die bij verkoop onder de meest geschikte omstandigheden zou worden gerealiseerd. Het Hof verwees naar vaste jurisprudentie om deze definitie te onderbouwen.
Het Hof oordeelde dat de argumenten van de belanghebbende niet opgingen. De waarde in het economische verkeer wordt niet beïnvloed door persoonlijke omstandigheden, zoals de feitelijke bewoning van de woning door de belanghebbende en haar echtgenoot, of door familierechtelijke verplichtingen. Het Hof concludeerde dat de bestreden naheffingaanslag terecht was opgelegd en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. Er werd geen kostenveroordeling uitgesproken, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling.
De uitspraak werd in het openbaar gedaan en het proces-verbaal werd opgemaakt door de griffier, mr. L.A. Aalbersberg. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal te verzoeken om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak, maar tegen de mondelinge uitspraak zelf was geen beroep in cassatie mogelijk. De procedure benadrukt de noodzaak voor partijen om tijdig te reageren op uitspraken en de mogelijkheden die zij hebben om uitspraken te laten vastleggen in schriftelijke vorm.