ECLI:NL:GHARN:2002:AF1829
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- Rechtspraak.nl
Rentevrijstelling en saldering bij inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2002, staat de toepassing van de rentevrijstelling in het kader van de inkomstenbelasting centraal. De belanghebbende had rente ontvangen en betaalde rente op hypothecaire schulden, en de vraag was hoe deze rentes moesten worden gesaldeerd volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De rechtbank oordeelde dat de ontvangen rente moest worden gesaldeerd met de betaalde rente, met uitzondering van de rente op hypothecaire schulden die verband hielden met de verbetering of onderhoud van de eigen woning, mits deze uitgaven met schriftelijke bescheiden konden worden aangetoond.
De rechtbank stelde verder dat zolang gelden in depot worden gehouden en rente dragen, de betaalde rente over het deel van de lening dat aan deze in depot gehouden gelden kan worden toegerekend, als aftrekbare kosten moet worden toegerekend aan de ontvangen depotrente. Dit betekent dat er een saldering moet plaatsvinden, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat er verplichtingen zijn aangegaan voor woningverbetering of onderhoud.
De belanghebbende kon niet aantonen dat er een afwijkend beleid was gevoerd door de Belastingdienst, en de Inspecteur maakte aannemelijk dat de rentevrijstelling in dit geval uitkwam op ƒ 606,-. De rechtbank concludeerde dat het belastbaar inkomen van de belanghebbende moest worden vastgesteld op ƒ 115.370,-. Het beroep van de belanghebbende werd ten dele gegrond verklaard, en de proceskosten werden vastgesteld op € 8,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.