ECLI:NL:GHARN:2002:AF2046
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag successierecht na overlijden zonder testament
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 oktober 2002, betreft het een beroep tegen een aanslag voor het recht van successie. De belanghebbende, de erven van de erflaatster, heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 oktober 2002, waarbij de Inspecteur aanwezig was, maar de belanghebbende niet. De erflaatster overleed op 10 november 1998 zonder testament, en haar nalatenschap werd vastgesteld op ƒ 169.348,-. De erfgenamen, haar echtgenoot en dochter, verkregen ieder de helft van de nalatenschap, wat leidde tot een aanslag successierecht van ƒ 5.714,- ten name van de dochter.
De heer [X-1], de echtgenoot van de erflaatster, stelde dat zijn dochter de nalatenschap had verworpen, maar het Hof oordeelde dat deze stelling geen invloed had op de verschuldigdheid van de successierechten. Volgens artikel 30, eerste lid, van de Successiewet 1956 blijft het bedrag van de rechten ongewijzigd, ongeacht een eventuele verwerping van de nalatenschap. Daarnaast voerde de heer [X-1] aan dat belastingvrije schenkingen die zijn dochter tijdens het leven van de erflaatster had ontvangen, het recht van successie zouden moeten verminderen. Het Hof oordeelde echter dat deze schenkingen geen invloed hadden op de waarde van de verkrijging krachtens erfrecht op het moment van overlijden.
Het Gerechtshof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke uitspraak. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Lamens, vice-president, in aanwezigheid van mr. M.M. Nuboer als griffier.