ECLI:NL:GHARN:2002:AF2049

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-00705
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
  • M.M. Nuboer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en afschrijving mestquotum in inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 november 2002, betreft het een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, werkzaam als controleur bij de Stichting [A], verhuurde stallen voor het fokken van mestkalveren en paarden. In zijn aangifte had hij een bedrag van ƒ 9.000,- in mindering gebracht wegens afschrijving op het mestquotum. De Inspecteur accepteerde deze afschrijving echter niet bij de aanslagregeling.

De rechtbank oordeelde dat er voor de huuropbrengsten van de stallen sprake was van inkomsten uit vermogen. De relevante wetgeving, met name artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, werd in overweging genomen. Dit artikel stelt dat alleen afschrijvingen op lichamelijke zaken aftrekbaar zijn, en aangezien het mestquotum niet als een lichamelijk goed wordt beschouwd, kon de afschrijving niet in mindering worden gebracht op de belastbare inkomsten.

De rechtbank concludeerde dat de overige verweren van de belanghebbende geen verdere behandeling behoefden. Het beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke, maar dit zou geen invloed hebben op de inhoud van de uitspraak zelf.

De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door vice-president J. Lamens, met mr. M.M. Nuboer als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/00705
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
nummer : [01.H96]
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende was in het onderhavige jaar controleur bij de Stichting [A] en verhuurde daarnaast aan derden onder meer een kalverschuur ten behoeve van het fokken van mestkalveren alsmede paardenboxen. Voor deze stallen is een mestquotum aanwezig.
2. In zijn aangifte heeft belanghebbende bij inkomsten uit verhuur van overige onroerende zaken een bedrag van ƒ 9.000,- in mindering gebracht wegens afschrijving op het mestquotum.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat er voor wat betreft de huuropbrengsten van deze stallen sprake is van inkomsten uit vermogen.
4. Bij de aanslagregeling is de afschrijving van het mestquotum door de Inspecteur niet in aftrek geaccepteerd.
5. Voor wat betreft de kosten, die op de inkomsten uit vermogen in mindering mogen worden gebracht zijn de bepalingen van artikel 35 e.v. van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) van toepassing.
6. Artikel 35, tweede lid, onderdeel b, van de Wet bepaalt dat tot de aftrekbare kosten behoren de op de inkomsten drukkende lasten en afschrijvingen op zaken.
7. Blijkens de bewoordingen van dit artikel en de wetsgeschiedenis is het niet mogelijk afschrijving op niet-lichamelijke zaken, zoals het mestquotum, tot de aftrekbare kosten te rekenen.
8. De overige verweren behoeven geen behandeling meer.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2002 door mr J. Lamens, vice-president, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 november 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.