ECLI:NL:GHARN:2002:AN8921

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002179-00
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. J. Buyne
  • Mr. A. van Houten
  • Mr. J. van Ditzhuijzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen en afpersing door verdachte met pistool

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 augustus 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Zutphen. De verdachte is beschuldigd van het plegen van vijf gewapende overvallen, waarbij hij slachtoffers met een pistool heeft bedreigd. De overvallen vonden plaats binnen een kort tijdsbestek en de verdachte was meestal de initiatiefnemer en degene die het vuurwapen hanteerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan diefstal met geweld en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft bekend dat hij de feiten heeft begaan en is eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische schade die de slachtoffers hebben geleden, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 975,63 te betalen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, zodat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij enkele voorwerpen verbeurd zijn verklaard en andere aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002179-00
Uitspraak dd.: 13 augustus 2002
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 10 oktober 2000 in de strafzaak tegen
VERDACHTE.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 juli 2002.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van het onder 8 telastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, en 7 telastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd, voor zover thans van belang, dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het 3 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte binnen een kort tijdsbestek vijf gewapende overvallen heeft gepleegd, waarbij de slachtoffers met een pistool zijn bedreigd, waarbij hij meestal de initiatiefnemer was en anderen benaderde, alsmede telkens degene was die een pistool hanteerde.
Verdachte heeft ten behoeve van zijn eigen geldelijk gewin, naar mag worden aangenomen, bij de slachtoffers angst en psychische schade veroorzaakt. Verdachte is bovendien al eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg.
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan één of meer van de telastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De inbeslaggenomen trainingsbroek kan aan verdachte worden teruggegeven.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van fl. 6.150,-- (thans: € 2.790,75) ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht aansprakelijk, zodat er redenen zijn verdachte de maatregel op te leggen tot betaling van een bedrag aan de staat ten behoeve van de benadeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mobiele telefoon.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een patroonhouder, een kogelwerend vest, een imitatiewapen en een busje cs-gas.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een trainingsbroek.
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 975,63 (negenhonderdvijfenzeventig euro en drieënzestig cent).
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] een bedrag te betalen van € 975,63 (negenhonderdvijfenzeventig euro en drieënzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Buyne, voorzitter,
mrs Van Houten en Van Ditzhuijzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Nypels, griffier,
en op 13 augustus 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.