ECLI:NL:GHARN:2002:AN8939

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-000291-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kerssemakers
  • A. Clarenbeek
  • J. Gillissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugshandel en vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo. De verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben, verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, heroïne en 150 xtc-tabletten, werd geconfronteerd met ernstige beschuldigingen. De stoffen in kwestie zijn niet alleen schadelijk voor de gezondheid van gebruikers, maar veroorzaken ook maatschappelijke problemen, vooral op het gebied van sociale veiligheid. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De telastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van een persoon. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen betrokken was bij drugshandel, maar ook bij een gewelddadige daad waarbij een slachtoffer met een zakmes werd verwond.

Na het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van een van de beschuldigingen, maar het hof achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten zijn meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Parketnummer: 21-000291-01
Uitspraak dd.: 7 maart 2002
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 13 februari 2001 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [plaats], [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring "Karelskamp" te Almelo.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 februari 2002 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en op nieuw moet worden rechtgedaan.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 5 primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
en
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde:
Poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte wederom tot 5 jaren gevangenisstraf te veroordelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben, verkopen, afleveren en/of vervoeren van cocaïne en heroïne alsmede van het aanwezig hebben van 150 xtc-tabletten. De hiervoor genoemde stoffen zijn zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers hiervan en kunnen tevens leiden tot allerlei maatschappelijke problemen, in het bijzonder met betrekking tot sociale veiligheid.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan medeplegen van vrijheidsberoving. In de periode voorafgaand aan de vrijheidsberoving heeft verdachte het slachtoffer met een zakmes in de arm gesneden. Deze wond moest in het ziekenhuis worden gehecht.
Dit feitencomplex is zeer ernstig en voor het slachtoffer en de samenleving zeer verontrustend. Het bovenstaande in aanmerking genomen komt alleen een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur in aanmerking. Het hof heeft met betrekking tot de strafmaat mede in aanmerking genomen het uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister ten name van verdachte, waaruit blijkt dat hij zich in het verleden eerder aan geweldsdelicten en vrijheidsberoving heeft schuldig gemaakt en daarvoor tot straffen is veroordeeld.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2 en 3 telastgelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het onder 1, 2 en 3 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 5 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten:
- Nederlands geld, zijnde f. 695,-;
- Nederlands geld, zijnde een onbekend bedrag aan muntgeld;
- Nederlands geld, zijnde f. 252,25, en
- buitenlands geld, zijnde DM 982,88.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 stukjes drugs, weed (zakjes);
- 1 stukje drugs, weed zakje);
- 1 stukje drugs, joint;
- 1 lege geldkist, kleur zwart, Brabantia, en
- 8 patronen.
Aldus gewezen door
mr Kerssemakers, voorzitter,
mrs Clarenbeek en Gillissen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn, griffier,
en op 7 maart 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.