Parketnummer: 21-000617-02
Uitspraak dd.: 30 augustus 2002
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 27 februari 2002 in de strafzaak tegen
Verdachte,
geboren te geboorteplaats op geboortedatum,
wonende te adres,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting "De Grittenborgh" te Hoogeveen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 augustus 2002 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, 1,2 en 3, en de schadevergoedingsmaatregelen conform het vonnis waarvan beroep;
- onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage Ia en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage Ib)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage II)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen en
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair, 3 primair en 4 subsidiair bewezenverklaarde:
telkens:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte de hem telastegelegde feiten heeft gepleegd tezamen met een minderjarige, terwijl hij bovendien, zonder enige scrupules meerdere overvallen heeft gepleegd in een heel kort tijdsbestek, soms zelfs meermalen op één dag.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg.
Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het onder 1 tot en met 4 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De vordering van de benadeelde partij 1
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 4.275,-- (vierduizendtweehonderdvijfenzeventig gulden) ingesteld, zijnde een bedrag van € 1.939,91. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 918,90 (negenhonderdachttien Euro). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij 2
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.403,40 (éénduizendvierhonderdendrie Euro en 40 cent) ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van de benadeelde partij 3
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 72.956,94 (tweeënzeventigduizendnegenhonderdzesenvijftig gulden en vierennegentig cent) ingesteld, zijnde een bedrag van € 33.106,42. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.776,04 (zesduizendzevenhonderdzesenzeventig Euro en vier cent). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 4 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 subsidiair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een pistool, merk FN 7,65, serienummer 97296 en zes scherpe patronen.
de aan benadeelde partij 1 toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 918,90 (negenhonderdachttien Euro en negentig cent) met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van benadeelde partij 1 een bedrag te betalen van € 459,45 (vierhonderdnegenenvijftig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan benadeelde partij 2 toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.403,40 (duizendvierhonderddrie euro en veertig cent) met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij 2 een bedrag te betalen van € 701,70 (zevenhonderdeen euro en zeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan benadeelde partij 3 toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 6.776,04 (zesduizendzevenhonderdzesenzeventig Euro en vier cent) met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van benadeelde partij 3 een bedrag te betalen van € 3.388,02 (drieduizenddriehonderdachtentachtig euro en twee cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Buyne, voorzitter,
mrs Mannoury en Dee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Roetgerink, griffier,
en op 30 augustus 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.