3 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet gemotiveerd bestreden, is tussen partijen het navolgende komen vast te staan:
1. In de gemeente zijn meerdere (circa zeven) bedrijven actief op het gebied van het verzorgen van reclame-uitingen langs de openbare weg (“buitenreclame”) via plaatsing van zogeheten driehoeksborden. [appellante] is al meer dan tien jaar een van de aanbieders van deze borden in de gemeente. Een van die andere aanbieders is de firma G&D Promotions B.V. (hierna te noemen: G&D). De plaatsing van de driehoeksborden geschiedt in opdracht van diverse bedrijven en culturele instellingen. Voor plaatsing van deze borden is een vergunning vereist op grond van de APV Ede 2001 (artikel 2.1.5.1), die meestal door de exploitant wordt aangevraagd. Over de kwaliteit van haar werk hebben [appellante] nooit klachten bereikt.
2. [appellante] heeft de gemeente bij brief van 3 september 1996 onder meer het volgende geschreven: “Als ook in uw gemeente de kans bestaat dat het beleid ten aanzien van het afgeven van vergunningen voor tijdelijke reclame en/of de vorm waarin dit gebeurt zal gaan veranderen, zouden wij hierover graag geïnformeerd willen worden zodat wij u wellicht met onze ervaring van dienst kunnen zijn en u een passende offerte kunnen doen.”
3. In een telefonisch onderhoud van 11 november 1996 heeft de heer [R.] van de gemeente aan [appellante] medegedeeld dat het reclamebeleid van de gemeente gewijzigd zou gaan worden en dat er een mogelijkheid bestond dat binnen dit nieuwe beleid een contract aan één exploitant zou worden gegeven. [R.] heeft tijdens dit telefoongesprek toegezegd [appellante] “in portefeuille te houden” en haar een offerte te vragen als er ter zake van reclame-uitingen binnen de gemeente beleid zou worden vastgesteld. Bij brief van 21 november 1996 heeft [appellante] de gemeente (ter attentie van [R.]) meegedeeld zeer geïnteresseerd te zijn haar een aanbieding te doen en heeft [appellante] de afspraak bevestigd dat door de gemeente nader contact met haar zou worden opgenomen wanneer het nieuwe reclamebeleid binnen de gemeente vastere vormen zou gaan aannemen.
4. In 1996 en 1997 hebben tussen [appellante] en de gemeente nog enkele contacten plaatsgevonden (zie het bestreden vonnis onder 2.4 tot en met 2.6). Op 20 november 1997 heeft [appellante] aan [R.] op diens verzoek nog een brochure toegezonden “met algemene informatie omtrent de exploitatie van tijdelijke of vaste (driehoeks)borden. De afgebeelde ontwerpen voor vaste borden in de brochure geven u een indruk van de mogelijkheden. (…) Zoals u ook al in eerdere gesprekken aangaf is gemeente Ede geïnteresseerd in het sluiten van een overeenkomst met een exploitant. (…) Graag vernemen wij of [appellante] Buitenreclame in aanmerking kan komen voor een dergelijke overeenkomst.”
5. Bij brief van 21 juli 2000 heeft [appellante] de (inmiddels) behandelend ambtenaar voor reclamedragers van de gemeente ([J.]) onder meer het volgende geschreven: “Om uniformiteit te creëren is het sluiten van een overeenkomst met een exploitant een goede optie. Wij hebben in onze brief d.d. 20 november 1997 al aangegeven hierin geïnteresseerd te zijn. Wij zijn nog steeds geïnteresseerd…”.
6. In 2001 werd op ambtelijk niveau binnen de gemeente het initiatief genomen om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren en in dat kader te komen tot een meer uniforme aanpak van reclame-uitingen op of langs de openbare weg. Blijkens de ambtelijke notitie “Ede zoals wij voorstellen. Ede zoals het nu nog is”, is de gemeente voornemens om standaard reclamedragers (driehoeksborden) te laten plaatsen teneinde verkeersongewenste situaties en een vervuild en verloederd beeld van de openbare ruimte tegen te gaan. Volgens de notitie wil de gemeente daarvoor met één partij contracteren die moet zorgen voor de exploitatie en die een deel van de administratieve handelingen van de gemeente overneemt. “Er komen standaardpanelen (driekantborden) (…). Het plaatsen van de driekantborden gebeurt door en op kosten van een extern bedrijf. (…). De gebruiker van de driekantborden betaalt, voor het gebruik, aan de exploitant. Indicatie is f (…). Differentiatie is mogelijk, culturele evenementen betalen dan minder. (…). De aanvragende partij rekent af met het externe bedrijf. Het externe bedrijf beoordeelt de inhoud van de poster of dit voldoet aan de criteria gesteld in de APV Ede 2001. Twijfelgevallen leggen zij ter beoordeling voor aan de gemeente”.
7. Een medewerker van de gemeente heeft vervolgens contact opgenomen met G&D. G&D heeft vervolgens op 1 juni 2001 een presentatie gegeven van het stalen driehoeksbord dat zij aan de gemeente kan leveren. De gemeente en G&D zijn vervolgens met elkaar in gesprek geraakt om te komen tot een overeenkomst.
8. In de Barneveldse Courant van 4 juli 2001 stond op de zevende pagina een artikel met de kop “PvdA-Ede wil infoborden …” met daarin de volgende passage: “De wethouder ([D.] van de gemeente, hof) wil (…) af van de lelijke kartonnen driehoeksborden die her en der rond lantaarnpalen zijn gestald. Er komen nieuwe modellen, die met staal zijn omlijst en in dezelfde kleur zijn gespoten als de abri’s”. Bij dit artikel stond een foto van een driehoeksbord met daaronder de tekst “Een nieuw driehoeksbord rond een lantaarnpaal, zoals die straks het straatbeeld van Ede gaat sieren…”. Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft [appellante] op 11 juli 2001 telefonisch contact opgenomen met de inmiddels behandelend ambtenaar van de gemeente [K.]. Deze deelde [appellante] mede dat de gemeente in gesprek was met G&D over een vast driehoeksbord.
9. Daar [appellante] tijdens voormeld telefoongesprek kenbaar had gemaakt nog steeds geïnteresseerd te zijn in dienstverlening aan de gemeente, heeft op 17 augustus 2001 op het gemeentehuis een gesprek plaatsgehad tussen [appellante] en [K.] van de gemeente. Toen [appellante] de hal van het gemeentehuis binnenkwam, trof zij aldaar het stalen driehoeksbord van G&D aan, waarvan een foto had gestaan bij voormeld artikel in de Barneveldse Courant. [appellante] heeft vervolgens de “[appellante] Display” gepresenteerd, een recent door haar ontwikkeld tweezijdig reclamebord van recyclede kunststof en gewezen op de voordelen van dit product boven het stalen bord van G&D. Over de voorwaarden waaronder de gemeente met één exploitant wilde contracteren is tijdens dat gesprek niet gesproken. [K.] zou het nieuwe product van [appellante] binnen de gemeente bespreken en nog van zich laten horen.
10. Nadat de verantwoordelijke wethouder [D.] had besloten te kiezen voor het roestvrijstalen driehoeksbord zoals dat door G&D werd aangeboden en niet voor het door [appellante] gepresenteerde kunststoffen bord, heeft [K.] op 27 september 2001 [appellante] daarvan op de hoogte gesteld. Het hof verwijst verder naar de in het bestreden vonnis onder 2.13 tot en met 2.20 omschreven feiten.
11. Over het in voormelde ambtelijke notitie “Ede zoals wij voorstellen. Ede zoals het nu nog is” voorgestelde beleid moet na verdere uitwerking nog een formeel besluit worden genomen. Deze besluitvorming is opgeschort in afwachting van dit arrest. In afwachting van dit arrest heeft de gemeente ook nog geen formeel besluit genomen om met G&D te contracteren.
Met voormelde vaststelling van feiten behoeft de derde grief geen expliciete bespreking meer.