ECLI:NL:GHARN:2003:AF4567
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanslag onroerende-zaakbelasting gemeente Almere en de betrokkenheid van gebruikers
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 januari 2003, betreft het een beroep tegen een aanslag in de onroerende-zaakbelasting opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2001. De aanslag, ter hoogte van € 239,68, was gebaseerd op het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, gelegen aan [a-weg 1 te Q]. Belanghebbende en een medegebruiker, [A], stonden vanaf 1 februari 2000 ingeschreven op het adres en bewoonden gezamenlijk de woning. Belanghebbende betwistte de aanslag niet, maar stelde dat de belasting voor de helft door beide gebruikers gedragen zou moeten worden.
De heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder in deze zaak, hanteert het beleid dat bij gelijktijdige inschrijving in de basisadministratie het oudste lid van de huishouding als gebruiker van de onroerende zaak in de heffing wordt betrokken. Aangezien belanghebbende de oudste was, werd de aanslag terecht aan hem opgelegd. Het Gerechtshof oordeelde dat het aan belanghebbende was om een onderlinge verrekening van de belastingschuld met [A] te regelen.
Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en de griffier, mr. J.L.M. Egberts, bevestigde de uitspraak. Belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak, maar het Hof benadrukte dat deze vervanging niet leidt tot een heroverweging van de zaak.