ECLI:NL:GHARN:2003:AF5050
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- D.N.N. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het arbeidskostenforfait in relatie tot inkomsten uit arbeid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 februari 2003, ging het om een beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de Inspecteur/Belastingdienst Particulieren [P] inzake de inkomstenbelasting voor het jaar 1999. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 januari 2003, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende betwistte de hoogte van het arbeidskostenforfait, dat volgens de wetgever verschilt afhankelijk van de bron van inkomsten, namelijk inkomsten uit tegenwoordige arbeid versus inkomsten uit vroegere arbeid. Het hof oordeelde dat het onderscheid dat de wetgever heeft gemaakt, gebaseerd is op objectieve en redelijke gronden, en dat er geen sprake is van verboden discriminatie.
De belanghebbende kon niet aantonen dat zijn aftrekbare kosten hoger waren dan het forfait van f 1.055. Tevens werd er geen bewijs geleverd voor de stelling dat er sprake was van voor aftrek in aanmerking komende giften met betrekking tot de kosten van zijn PC. Tijdens de zitting liet de belanghebbende zijn grief inzake de bijtelling van rente varen. De Inspecteur stelde dat de aanslag eerder te laag dan te hoog was vastgesteld, vanwege fouten bij de berekening van de drempels voor buitengewone lasten en giften.
Het hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond was en bevestigde de bestreden uitspraak. Er werden geen termen gevonden voor een kostenveroordeling zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken door vice-president J.B.H. Röben, in aanwezigheid van griffier D.N.N. Jansen.