ECLI:NL:GHARN:2003:AF8143

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-00577
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging WOZ-beschikking en vaststelling onroerende zaakwaarde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 26 maart 2003, betreft het een beroep tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Bergh. De belanghebbende, wonende aan de [a-weg 1 te Z], had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die was vastgesteld op 28 februari 2001, met als waardepeildatum 1 januari 1999. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op ƒ 425.000 (€ 192.856), maar de belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de waarde van de onroerende zaak op € 172.436,48 (ƒ 380.000) moest worden vastgesteld.

Het Gerechtshof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd om de door hem verdedigde waarde aannemelijk te maken. Geen van beide partijen had een taxatierapport overgelegd, wat volgens het Hof de meest voor de hand liggende methode is om bewijs te leveren in dergelijke zaken. Het Hof concludeerde dat de waarde die door de belanghebbende werd voorgesteld niet onredelijk was en dat het beroep gegrond was.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de WOZ-waarde werd vastgesteld op € 172.436,48. Tevens werd de gemeente Bergh gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 29 te vergoeden. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak. Dit verzoek is onderhevig aan griffierecht, dat in mindering wordt gebracht op het griffierecht voor een eventueel cassatieberoep.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. T.J. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mw. I.B. Vermeulen-Post als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/00577 (WOZ)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Bergh
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 31 december 2001 op bezwaar
nummer WOZ-beschikking : […]
dagtekening WOZ-beschikking : 28 februari 2001
tijdvak : 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. De waarde van de onderhavige onroerende zaak - het tot woning dienende pand [a-weg 1 te Z] - wordt bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1999, (artikelen 17 en 18 van de Wet waardering onroerende zaken, hierna: de Wet).
2. Geen van beide partijen heeft een taxatierapport in het geding gebracht.
3. De Ambtenaar, op wie in dezen de bewijslast rust, maakt met hetgeen hij aanvoert, waaronder het bij de stukken gevoegde "advies afhandeling bezwaarschrift" van [taxatiebureau A] de door hem verdedigde waarde van ƒ 425.000 (€ 192.856) niet aannemelijk. Het Hof tekent hierbij aan dat in een geval als dit overlegging van een taxatierapport de meest voor de hand liggende methode is om bewijs te leveren. Aan verhandelingen in een verweerschrift over onderwerpen die op het terrein van een deskundige liggen die niet worden ondersteund door een rapport van een deskundige kent het Hof in dit soort zaken slechts een beperkte bewijskracht toe. Dat is niet anders indien in het verweerschrift gegevens over vergelijkingsobjecten zijn opgenomen, omdat het Hof, behoudens uitzonderingen, zoals bij complexen van min of meer identieke woningen, zonder het oordeel van een deskundige niet in staat is de waarden van verschillende objecten in een juiste onderlinge verhouding te brengen.
4. Bij gebrek aan betere gegevens valt het Hof terug op het standpunt van belanghebbende dat het Hof niet onredelijk voorkomt.
5. Het beroep van belanghebbende is gegrond.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de bij de bestreden beschikking vastgestelde waarde tot € 172.436,48 (ƒ 380.000);
- gelast de gemeente Bergh aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 29 te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 april 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.