ECLI:NL:GHARN:2003:AF8924

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-00935
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van premieheffing op grond van de Wet arbeidsonge-schiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) in relatie tot nihilaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 april 2003, staat de premieheffing op grond van de Wet arbeidsonge-schiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) centraal. De belanghebbende, een restauranthouder, had in 1997 een verlies geleden door willekeurige afschrijving op haar bedrijfspand. Dit verlies werd deels verrekend met de inkomens van de jaren 1994, 1995 en 1996. Voor het jaar 1998 werd op basis van de ingediende aangifte een nihilaanslag opgelegd voor de inkomstenbelasting, maar de Inspecteur legde een aanslag WAZ op, gebaseerd op een heffingsgrondslag die de belanghebbende betwistte.

De belanghebbende stelde dat de premieaanslag niet had mogen worden vastgesteld, omdat haar winst uit onderneming in 1998 lager was dan door de Inspecteur aangenomen, rekening houdend met het te verrekenen verlies uit 1997. De Inspecteur verdedigde echter dat een nihilaanslag, zoals opgelegd, ook een aanslag inkomstenbelasting is in de zin van de WAZ. Het Hof oordeelde dat de wettelijke maatstaf voor premieheffing geen ruimte biedt voor verrekening van resultaten uit verschillende kalenderjaren.

Het Gerechtshof concludeerde dat de argumenten van de belanghebbende niet opgingen en dat het gelijk aan de Inspecteur was. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De beslissing van het Gerechtshof bevestigde de eerdere uitspraak, zonder termen voor een kostenveroordeling. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. Matthijssen, in aanwezigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 april 2003.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/00935 (WAZ)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 28 januari 2002 op bezwaar
aanslagnummer : […W86]
soort heffing : premieheffing op grond van de Wet arbeidsonge-schiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ)
jaar : 1998
mondelinge behandeling : op 26 maart 2003 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier
waarbij verschenen : [belanghebbendes adviseur, alsmede de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende heeft in 1997 een restaurant geopend. Zij heeft in dat jaar ten gevolge van willekeurige afschrijving op het bedrijfspand een verlies geleden ter grootte van ƒ 461.263, dat deels is verrekend met de inkomens van de jaren 1994, 1995 en 1996.
2. Op basis van de ingediende aangifte is het belastbaar inkomen over 1998 als volgt samengesteld:
Winst uit onderneming ƒ 83.254
Bij: Inkomen uit eigen vermogen -/- ƒ 15.489
Af: Zelfstandigenaftrek ƒ 14.752
Af: Meewerkaftrek ƒ 3.330
Stipinkomen ƒ 49.683
Af: te verrekenen verliezen ƒ 49.683
Belastbaar inkomen NIHIL.
3. Op grond van dit inkomen werd, met dagtekening 6 april 2000, voor de inkomstenbelasting een zogenaamde nihilaanslag opgelegd.
4. Met dagtekening 13 november 2001 is aan belanghebbende een aanslag WAZ opgelegd naar de volgende heffingsgrondslag:
Premie-inkomen ƒ 83.254
Franchise ƒ 29.000
Heffingsgrondslag WAZ ƒ 54.254.
5. Belanghebbende is van mening dat geen premieaanslag had mogen worden vastgesteld, gelet op het bepaalde in artikel 75, vierde lid, van de WAZ, alsmede dat, voor de toepassing van de WAZ, haar winst uit onderneming in 1998 minder heeft bedragen dan de Inspecteur heeft aangenomen, gelet op het (restant) te verrekenen verlies (uit onderneming) uit 1997.
6. De Inspecteur verdedigt op goede gronden dat ook een nihilaanslag, zoals overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aan belanghebbende is opgelegd, een aanslag inkomstenbelasting is in de zin van artikel 75, vierde lid, van de WAZ.
7. Het premie-inkomen is het gezamenlijke bedrag van de in het belastingjaar genoten winst uit onderneming etc. (artikel 72 van de WAZ, zie bijlage). Deze wettelijke maatstaf voor premieheffing laat geen ruimte voor de door belanghebbende bepleite verrekening, binnen de bron, van resultaten uit verschillende kalenderjaren.
8. Ook de wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten voor de door belang-hebbende verdedigde opvattingen. Het gelijk is aan de Inspecteur.
9. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 april 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.