ECLI:NL:GHARN:2003:AL1462
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en de vraag naar de toepasselijkheid van de Wet op de Omzetbelasting 1968
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 augustus 2003, staat de naheffingsaanslag omzetbelasting centraal die is opgelegd aan de V.O.F. [X] door de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]. De aanleiding voor de naheffingsaanslag was een boekenonderzoek dat in april 2002 door de Belastingdienst werd ingesteld, waarbij werd vastgesteld dat belanghebbende tot en met het jaar 1999 een verkeerd tarief voor de omzetbelasting had toegepast. De naheffingsaanslag betreft de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 en is na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd.
De kern van het geschil betreft de vraag of de vergoeding die belanghebbende ontvangt voor het beheer en de schoonmaak van de sporthal onder de werking van de Wet op de Omzetbelasting 1968 valt. Belanghebbende stelt dat deze werkzaamheden niet binnen haar onderneming vallen en dat er sprake is van een gezagsverhouding met de gemeente, waardoor de vergoeding als inkomsten uit arbeid moet worden aangemerkt. De Inspecteur betoogt echter dat de werkzaamheden wel degelijk onder de Wet vallen.
Het Hof oordeelt dat de beheer- en schoonmaakwerkzaamheden onlosmakelijk verbonden zijn met de exploitatie van de kantine en dat er geen sprake is van een gezagsverhouding tussen belanghebbende en de gemeente. Het Hof concludeert dat de werkzaamheden in het kader van de onderneming van belanghebbende zijn verricht en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De beslissing van het Hof is dat het beroep van belanghebbende ongegrond wordt verklaard, zonder termen voor een kostenveroordeling.