ECLI:NL:GHARN:2003:AL4162

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-02349
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door de gemeente Enschede

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 augustus 2003 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd aan belanghebbende, [X], die zijn auto had geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. De auto was voorzien van een Duitse invalidenparkeerkaart, maar belanghebbende stelde dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was omdat hij deze kaart bezat voor zijn zwaar gehandicapte zoon. Tijdens de controle op 16 juni 2001 was er echter geen betaalbewijs zichtbaar in de auto.

De Ambtenaar van de gemeente Enschede verdedigde het standpunt dat de invalidenparkeerkaart alleen recht geeft op parkeren op een invalidenparkeerplaats en niet op vrijstelling van de parkeerbelasting. Het Gerechtshof oordeelde dat de gemeente Enschede bevoegd was om deze parkeeregeling in te stellen en dat de door belanghebbende aangevoerde argumenten geen steun vonden in de lokale verordening of andere wettelijke bepalingen. De Ambtenaar had voldoende aangetoond dat de parkeerbelastingplicht duidelijk was aangegeven door middel van bebording en parkeerautomaten.

Het Hof concludeerde dat het beroep van belanghebbende ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de partijen werden op de hoogte gesteld van de uitspraak. Belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak, maar tegen de mondelinge uitspraak was geen beroep in cassatie mogelijk.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/02349 (parkeerbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z (Duitsland)]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak 21 augustus 2001 op bezwaar
betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 13 augustus 2003 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post, griffier
waarbij verschenen : [de Ambtenaar]
waarbij niet verschenen : belanghebbende met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Belanghebbende heeft op zaterdag 16 juni 2001 een auto van het merk Audi, kleur grijs, voorzien van het Duitse kenteken [AA-BB-111] geparkeerd, met een voor dit voertuig een in Duitsland afgegeven "Parkerlaubnis für Rollstuhlfaher" duidelijk zichtbaar achter de voorruit, op de [a-weg 1 te Q] op een plaats waar voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting moest worden voldaan. Op het tijdstip van de controle, 13.57 uur, was in de auto geen betaalbewijs van de door belanghebbende verschuldigde belasting zichtbaar aanwezig.
2. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat hij geen parkeerbelasting verschuldigd zou zijn, aangezien hij in het bezit was van een invalidenparkeerkaart, afgegeven in [Z] (D) voor zijn zwaar gehandicapte zoon.
3. De Ambtenaar neemt terecht het standpunt in dat een invalidenparkeerkaart in de gemeente Enschede ( slechts) het recht geeft om het desbetreffende voertuig op een invalidenparkeerplaats te parkeren, maar niet tevens het recht geeft op vrijstelling van een eventueel ter plekke geldende parkeerbelastingplicht.
4. Het door belanghebbende verdedigde standpunt vindt geen steun in de Verordening parkeerbelastingen van de gemeente Enschede en evenmin in een wets- of verdragsbepaling. Hetgeen de Ambtenaar hieromtrent aanvoert is juist. De gemeente Enschede is, op gerond van de Gemeentewet, bevoegd deze parkeeregeling in te stellen. Niet van belang is dat andere gemeenten een ander beleid voeren.
5. De Ambtenaar maakt aannemelijk dat door bebording en plaatsing van parkeerautomaten voldoende duidelijk is aangegeven dat ook met betrekking tot de door belanghebbende gebruikte parkeerplaats een belastingplicht geldt. Belanghebbende maakt het tegendeel niet aannemelijk.
6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 27 augustus 2003 door mr. T.J. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van I.B. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 september 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.