ECLI:NL:GHARN:2003:AL4167

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-03859
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de afvalstoffenheffing door het Gerechtshof Arnhem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 augustus 2003 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de afvalstoffenheffing die door de gemeente Ede in 2002 is geheven. De belanghebbende, die een recreatiewoning ter beschikking had, betwistte de aanslag op basis van het feit dat hij in het verleden geen afvalstoffenheffing had betaald. Het hof oordeelde dat de gemeente de verordening op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de belanghebbende geen rechtens bescherming verdienend vertrouwen kon ontlenen aan het verleden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de belanghebbende had in 2002 een recreatiewoning aan de [a-weg 1 te Q], waar hij gedurende 30 dagen verbleef. Het hof overwoog dat de woning een perceel is waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan, en dat de ambtenaar terecht de belanghebbende als feitelijk gebruiker van het perceel heeft aangemerkt. De ambtenaar toonde aan dat voldaan was aan de inzamelverplichting, wat inhoudt dat huisvuil op de dichtstbijzijnde toegankelijke weg werd opgehaald.

Het hof concludeerde dat de verordening afvalstoffenheffing 2002 op de juiste wijze was vastgesteld en bekendgemaakt. De belanghebbende kon niet volhouden dat hij in 2002 geen afvalstoffenheffing zou hoeven betalen, enkel omdat dit in het verleden niet was gebeurd. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het hof bevestigde de eerdere uitspraak. Er werden geen kosten aan de ambtenaar opgelegd, en de mondelinge uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. Matthijssen, met mw. Vermeulen-Post als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03859 (afvalstoffenheffing)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Ede
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 16 september 2002 op bezwaar
aanslagnummer : [01]
soort belasting : afvalstoffenheffing
jaar : 2002
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Aan belanghebbende stond in het jaar 2002 de recreatiewoning [a-weg 1 te Q] ter beschikking. Volgens het bestemmingsplan is het perceel aangewezen als recreatieverblijf waar daadwerkelijk maximaal de helft van het jaar mag worden verbleven. Het verblijf hoeft niet aaneengesloten te zijn. Belanghebbende gebruikte de woning in 2002 voornamelijk gedurende enkele weekeinden, in totaal gedurende 30 dagen.
2. De onder 1 bedoelde woning is een perceel waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan (als bedoeld in artikel 10.11 van de Wet milieubeheer).
3. Gelet op hetgeen belanghebbende aanvoert heeft de Ambtenaar belanghebbende terecht voor het hele jaar 2002 als feitelijk gebruiker van het perceel aangemerkt.
4. De Ambtenaar maakt in het bijzonder met hetgeen hij in zijn conclusie van dupliek aanvoert aannemelijk dat ten aanzien van belanghebbendes perceel in 2002 werd voldaan aan de zogenaamde inzamelverplichting. Het is voldoende dat huisvuil wordt opgehaald op het ten opzichte van het perceel gelegen dichtstbijzijnde punt aan de voor het openbaar rijverkeer openstaande en voor de ter plaatse gebezigde vuilniswagen toegankelijke wegen.
5. De Ambtenaar maakt aannemelijk dat de Verordening afvalstoffenheffing 2002, die op 20 december 2001 door de raad van de gemeente Ede is vastgesteld, op de in de Gemeentewet voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Belanghebbende kon aan de omstandigheid dat de gemeente in het verleden ten laste van hem geen afvalstoffenheffing heeft geheven niet een rechtens bescherming verdienend vertrouwen ontlenen dat zulks ook in 2002 niet zou geschieden.
6. Ook hetgeen belanghebbende overigens aanvoert kan hem niet baten. Zijn beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 september 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.