ECLI:NL:GHARN:2003:AL7897
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- W.J.N.M. Snoijink
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van betaling van omzetbelasting en gevolgen van verzuim
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 september 2003 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de tijdigheid van betaling van omzetbelasting door [X] B.V. De belanghebbende had op 28 juni 2002 opdracht gegeven aan haar bank om de verschuldigde omzetbelasting van € 16.849 over te boeken naar de rekening van de Belastingdienst. Echter, het bedrag werd pas op 1 juli 2002 bijgeschreven op de rekening van de ontvanger, terwijl de betaling uiterlijk op 30 juni 2002 had moeten zijn voldaan. Dit leidde tot de conclusie dat de betaling te laat was geschied.
Het Hof oordeelde dat de keuze van het middel van betaling voor rekening en risico van de belanghebbende is. De vertraging in het interbancaire betalingsverkeer, zoals de belanghebbende aanvoerde, verandert hier niets aan. De belanghebbende stelde dat de Belastingdienst onjuiste informatie had verstrekt over de betalingsmogelijkheden, maar het Hof oordeelde dat de late betaling de belanghebbende kon worden verweten. Het Hof benadrukte dat de belanghebbende zich had moeten verzekeren van een middel van betaling dat tijdige voldoening van de belastingschuld mogelijk maakte.
De Inspecteur had op basis van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB) een naheffingsaanslag opgelegd in de vorm van een verzuimboete van 5% van de verschuldigde omzetbelasting. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat er geen sprake was van afwezigheid van schuld die zou leiden tot kwijtschelding van de boete. De beslissing werd openbaar uitgesproken en afschriften zijn op dezelfde dag verzonden.