ECLI:NL:GHARN:2003:AM7821
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- Rechtspraak.nl
Schending van het gelijkheidsbeginsel bij WOZ-waardering van appartementen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 3 oktober 2003, staat de waardering van een appartement centraal in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). De belanghebbende, een eigenaar van een appartement in een complex, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Rheden, die de waarde van haar appartement te hoog had vastgesteld. De taxateur van de gemeente had de waarde van het appartement vastgesteld op € 133.411, maar tijdens de zitting herzag hij zijn oordeel naar € 126.000. De belanghebbende betoogde echter dat de waarde van haar appartement vergeleken moest worden met drie andere appartementen in het complex die van hetzelfde type zijn en dezelfde inhoud hebben. Het Hof oordeelde dat de taxateur onvoldoende rekening had gehouden met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de waarderingen van de vergelijkbare appartementen te laag waren vastgesteld.
Het Gerechtshof vernietigde de eerdere uitspraak en stelde de waarde van het appartement van de belanghebbende vast op € 109.814. Daarnaast werd de gemeente Rheden veroordeeld om het griffierecht van € 29 te vergoeden en de proceskosten van de belanghebbende, die op € 644 werden vastgesteld. Het Hof benadrukte dat de waarde van onroerende zaken moet worden bepaald op basis van de waarde die aan de eigendom kan worden toegekend, waarbij rekening moet worden gehouden met de staat van het onroerend goed en de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen in de buurt. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en de belanghebbende kreeg de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak.