Parketnummer: 21-002506-02
Uitspraak dd. : 3 april 2003
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van
1 oktober 2002 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Lelystad te Lelystad.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
20 maart 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
In eerste aanleg is verdachte met betrekking tot het subsidiair telastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren met aftrek van voorarrest, alsmede tot betaling van schade geleden door de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en dat verdachte ter zake van het subsidiair telastegelegde wordt veroordeeld tot vijftien jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, alsmede tot betaling van de schade geleden door de benadeelde partij.
Verdachte heeft door verwurging een bijna 9 jaar oud meisje om het leven gebracht. Haar lichaam is door verdachte gedumpt in een greppel in (de nabijheid van) een recreatiegebied.
Verdachte nam ten opzichte van het slachtoffer een positie in die vergelijkbaar is met die van een stiefvader. Verdachte is de vader van een halfzusje van het slachtoffer.
Deze daad heeft groot leed bij de nabestaanden en kennissen van het slachtoffer veroorzaakt. Gevreesd moet worden dat de moeder van het slachtoffer en (later) ook haar halfzusje langdurig ernstig psychisch nadeel zullen ondervinden. Ook voor de jeugdige schoolgenoten van het slachtoffer zal het op deze wijze plotseling moeten missen van een medeleerling een hevige schok hebben opgeleverd.
Feiten als de onderhavige schokken de samenleving en dragen bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Verdacht is ook in hoger beroep blijven ontkennen en heeft daarmee blijk gegeven geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen of kunnen aanvaarden. Die omstandigheid moet extra belastend geacht worden voor de nabestaanden.
Het hof zijn geen op de persoon van de verdachte betrekking hebbende omstandigheden gebleken die in relevante mate van matigende invloed zijn bij de bepaling van de op te leggen straf.
Het hof acht na te noemen langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.547,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de vordering van [naam benadeelde partij]
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam], te betalen een bedrag van € 1.547,-- (duizend vijfhonderd zevenenveertig euro).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij tot op heden gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [naam benadeelde partij] een bedrag te betalen van € 1.547,-- (duizend vijfhonderd zevenenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Van den Heuvel, voorzitter,
mrs Nunnikhoven en Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn, griffier,
en op 3 april 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.