ECLI:NL:GHARN:2003:AN9058

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-000682-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Vegter
  • A. Besier
  • P. van Ditzhuijzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in verkeerszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem, sector kanton, van 24 september 2002. De advocaat-generaal stelde dat het Openbaar Ministerie ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard in de vervolging van het onder 3 telastegelegde feit. Het hof overwoog dat de rechtbank niet gemotiveerd had aangegeven waarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was verklaard, maar dat het aannemelijk was dat de kantonrechter van oordeel was dat het feit enkel voor afdoening op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in aanmerking kwam. De advocaat-generaal betoogde echter dat er sprake was van een feit waarbij letsel of schade was toegebracht, waardoor het Openbaar Ministerie in zijn vervolging kon worden ontvangen.

Het hof heeft de relevante wetgeving, met name artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in overweging genomen. Dit artikel sluit strafrechtelijke sancties uit voor lichte verkeersovertredingen, maar maakt een uitzondering voor gedragingen waarbij letsel aan personen of schade aan goederen is ontstaan. Het hof concludeerde dat het onder 3 telastegelegde feit onder deze uitzondering viel, en dat de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dus onterecht was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de kantonrechter om opnieuw recht te doen, met inachtneming van de overwegingen van het hof.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de rol van het Openbaar Ministerie in gevallen waar letsel of schade is ontstaan. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 21-000682-03
Uitspraak dd. : 20 november 2003
VERSTEK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem, sector kanton, locatie Tiel van 24 september 2002 in de strafzaak tegen
[Verdachte],
[geboorteplaats en -datum]
[woonplaats en adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 november 2003.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, na voorlezing aan het hof overgelegd.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting opgegeven dat het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 telastegelegde is veroordeeld, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van het Openbaar Ministerie uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij het Openbaar Ministerie ter zake van het onder 3 telastegelegde niet-ontvankelijk werd verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat het Openbaar Ministerie in eerste aanleg ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard ter zake van het onder 3 telastegelegde feit. Het vonnis van de rechtbank, sector kanton, is niet gemotiveerd, maar aan te nemen valt dat de kantonrechter van oordeel is geweest dat het feit slechts voor afdoening op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in aanmerking kwam. Volgens de advocaat-generaal kan het Openbaar Ministerie nu er sprake is van een feit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften – een feit waarbij schade en letsel is toegebracht – in zijn vervolging van feit 3 worden ontvangen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In 1992 is de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (ook wel bekend onder de naam Wet Mulder) ingevoerd. Met deze wet werd een vereenvoudigde afdoening van lichte overtredingen van verkeersvoorschriften beoogd.
Artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften luidt (voor zover te dezen van belang) als volgt:
1. Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (…), worden op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties opgelegd. Voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard zijn uitgesloten.
2. Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
(…)
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel ter administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften (TK 1987-1988, 20 329, nr. 3, p. 37) wordt het volgende opgemerkt:
‘(…) In het tweede lid van artikel 2 is bepaald dat dit wetsvoorstel geen betrekking heeft op gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht. Hiermee wordt aangesloten bij de thans geldende praktijk met betrekking tot de politietransactie. (…) Door een meer toegespitste regeling op te nemen in het tweede lid wordt duidelijkheid verschaft voor de politieambtenaren met betrekking tot de gevallen waarin zij niet bevoegd zijn tot het opleggen van een administratieve sanctie. De terminologie « waardoor letsel aan personen is toegebracht » uit het commissievoorstel is vervangen door « waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht ». Dit om de politieambtenaar niet te plaatsen voor causaliteitsvragen welke ter plekke veelal niet kunnen worden beantwoord. Met de thans gekozen terminologie zal voor hem de constatering of er sprake is van letsel of schade aan personen of goederen, daargelaten door wie of waardoor dat letsel of die schade is veroorzaakt, voldoende zijn om deze wet buiten toepassing te laten.’
Het onder 3 telastegelegde feit is toegesneden op artikel 72, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994. Deze bepaling wordt genoemd in de bijlage van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Nu het echter een feit betreft, waarbij letsel aan personen is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht, is voornoemde uitzonderingsbepaling van artikel 2, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften van toepassing. De wijze waarop en de vraag door wie het letsel of de schade is veroorzaakt, doen – gelet op voornoemde geciteerde passages uit de Memorie van Toelichting – bij het oordeel omtrent de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet ter zake. Het hof zal dan ook de beslissing van 24 september 2002, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, houdende de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot feit 3 vernietigen en naar diezelfde rechtbank, sector kanton, terugwijzen om met inachtneming van deze beslissing opnieuw recht te doen.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Verstaat dat het door de officier van justitie ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 telastegelegde is veroordeeld.
Vernietigt het vonnis, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank te Arnhem, teneinde met inachtneming van deze beslissing opnieuw recht te doen.
Aldus gewezen door
mr Vegter, voorzitter,
mrs Besier en Van Ditzhuijzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Beaujean, griffier,
en op 20 november 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Van Ditzhuijzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.