Parketnummer: 21-001238-03
Uitspraak dd. : 17 november 2003
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 12 maart 2003 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [adres],
thans verblijvende in huis van bewaring Doetichem te Doetichem.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 november 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 2 en 3 telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 4 primair, 5 en 6 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair en 4 primair bewezenverklaarde:
telkens:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Witwassen.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich tezamen met anderen tweemaal schuldig heeft gemaakt aan georganiseerde invoer van enige tientallen kilo’s heroïne, een voor de volksgezondheid zeer gevaarlijke stof. De werkwijze van de organisatie waar verdachte onderdeel van is geweest, maakt een professionele indruk. Bij de transporten naar Nederland werd gebruik gemaakt van een speciaal geprepareerd voertuig en werd tevens gebruik gemaakt van vervalste paspoorten. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur in aanmerking.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp (een geldbedrag van € 44.800,=), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 5 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (3 valse paspoorten), met behulp waarvan het onder 1 primair telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 en 3 telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 4 primair, 5 en 6 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-drie valse paspoorten.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten:
-een geldbedrag van € 44.800,=.
Aldus gewezen door
mr Nunnikhoven, voorzitter,
mrs Buyne en Dee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van de Woestijne, griffier,
en op 17 november 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.