Parketnummer: 21-000039-03
Uitspraak dd. : 9 december 2003
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 17 december 2002 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 november 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
Poging tot:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is multidisciplinair gerapporteerd door drs. S. Wijga, psycholoog/psychotherapeut d.d. 27 november 2002 en P.W.H. Frodl, forensisch psychiater d.d. 27 november 2002.
Voormeld rapport van drs. S. Wijga houdt –na overleg en met instemming van P.W.H. Frodl- onder meer het volgende in.
“Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Wel was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Bij betrokkene is vanuit het opgroeien in een gezin vol strijd en geweld een ernstige scheefgroei in de ontwikkeling ontstaan. Betrokkene is als kind geboren uit een relatie van moeder met een andere man, tijdens haar huwelijk. In dit gezin heeft hij nooit de erkenning en waardering gehad die een kind nodig heeft om uit te groeien tot een volwassen persoonlijkheid. Er is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis, gekenmerkt door narcistisch-krenkbare, manipulatieve en theatrale trekken. Daarnaast is een al jaren bestaande neiging tot alcoholmisbruik. Ten tijde van het ten laste gelegde bestond bij betrokkene de neiging tot sadistisch getint agressief gedrag.
Op grond van de in rapportage beschreven bevindingen is ondergetekende van mening dat betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in enigszins mindere mate dan de normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid –overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. De ondergetekende concludeert dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen.”
Het hof neemt de hiervoor genoemde conclusies over en maakt deze tot zijn oordeel.
Gelet op het vorenstaande, is het hof van oordeel dat verdachte strafbaar is, terwijl ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Zwolle heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De verdachte en het openbaar ministerie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met daarnaast terbeschikkingsteling met verpleging van overheidswege.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is op 6 juli 2002 uitgeweest met het slachtoffer [naam], met wie hij samen een huis bewoonde in [woonplaats]. Verdachte heeft op die avond een aanzienlijke hoeveelheid alcohol genuttigd. Op weg naar huis hebben de verdachte en het slachtoffer ruzie gekregen met elkaar. Eenmaal thuisgekomen ging de ruzie door en moest het slachtoffer zich helemaal uitkleden van de verdachte. De verdachte zei haar de fles met spiritus te halen uit het keukenkastje. Daarna moest ze van hem aan de tafel in de eethoek gaan zitten. De verdachte heeft toen de spiritus over het slachtoffer gegooid. Daarna ging verdachte links van het slachtoffer zitten en speelde met het ontstekingsmechanisme van zijn aansteker. Toen het slachtoffer tegen de verdachte zei op te houden met spelen met de aansteker, strekte ze haar arm naar verdachte uit en vloog ze in brand. Het slachtoffer heeft daarop zichzelf gedoofd door op de bank heen en weer te rollen. Naar later bleek, had zij over 29% van haar lichaam tweedegraads brandwonden.
Drs. Wijga heeft in haar rapportage als volgt geadviseerd:
“Om herhaling van de ten laste gelegde feiten te voorkomen is ondergetekende van mening dat de maatschappij en de heer [naam] het meest gebaat zijn bij een behandeling van betrokkene. Gezien de ernst van de persoonlijkheidsstoornis dient deze behandeling plaats te vinden in een gesloten setting. Gelet op de ernst en aard van het delict en het recidive gevaar van een dergelijk delict binnen een nieuwe relatie wordt het opleggen van een TBS maatregel met dwangverpleging geadviseerd.”
Gelet op voormelde multidisciplinaire rapportage, de daaraan verbonden conclusie en het advies, zal het hof bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, aangezien op het bewezenverklaarde feit een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging eisen.
Gelet op het in genoemde rapportage vermelde gevaar voor recidive, zal het hof bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daar de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging eisen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit is het hof van oordeel dat naast de terbeschikkingstelling een gevangenisstraf van vier jaar op zijn plaats is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr Barels, voorzitter,
mrs Verheugt en Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Apotheker, griffier,
en op 9 december 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Besier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.