ECLI:NL:GHARN:2003:AO4162

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/704
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de kwalificatie van een lease-overeenkomst en de toepassing van de Wet op het Consumentenkrediet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van OLN Lease B.V. tegen de vonnissen van de rechtbank te Arnhem. De zaak betreft de kwalificatie van een lease-overeenkomst die door de appellante en de geïntimeerden is gesloten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de overeenkomst niet als huurkoop kon worden aangemerkt en dat de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing was. OLN Lease betwist dit oordeel en stelt dat de overeenkomst als een huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd, waardoor de WCK niet van toepassing zou zijn. Het hof oordeelt dat de economische werkelijkheid van de overeenkomst, die de financiering van de auto vooropstelt, niet kan worden gemaskeerd door de formele juridische benaming van huur en verhuur. Het hof bevestigt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de overeenkomst onder de regeling van de WCK valt. De grieven van OLN Lease worden verworpen, en het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening, waarbij OLN Lease wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

23 december 2003
eerste civiele kamer
rolnummer 2002/704
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OLN Lease B.V.,
gevestigd te Naarden,
appellante,
procureur: mr. J.M. Bosnak,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1]
2. [geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr. A.J.M. van Haaren.
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het tussen appellante als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en geïntimeerden als gedaagden in conventie/eisers in reconventie door de kantonrechter te Arnhem gewezen verwijzingsvonnis van 21 mei 2001 en de vervolgens door de rechtbank te Arnhem gewezen tussenvonnissen van 6 december 2001 en 25 april 2002. Een fotokopie van die vonnissen is aan dit arrest gehecht.
2 Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 23 juli 2002 heeft appellante (hierna te noemen: OLN Lease) hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 6 december 2001 en 25 april 2002, met dagvaarding van geïntimeerden (hierna te noemen: [geïntimeerden]) voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft OLN Lease tegen het vonnis van 6 december 2001 acht grieven en tegen het vonnis van 25 april 2002 één grief aangevoerd en toegelicht, één nieuwe productie overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen in conventie en in reconventie zal vernietigen en opnieuw recht doende, zonodig onder verbetering van gronden, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan OLN Lease tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 7.957,28 (f 17.535,54) in hoofdsom, vermeerderd met de rente tot 13 juli 2001 à € 891,71 (f 1.965,07) en de buitengerechtelijke kosten à € 902,04 (f 1.987,84) en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.957,28 (f 17.535,54) vanaf 13 juli 2001 tot de dag der algehele voldoening en de eis in reconventie zal afwijzen als ongegrond en onbewezen en [geïntimeerden] zowel in conventie als in reconventie zal veroordelen in de kosten van alle instanties.
2.3 [geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord verweer gevoerd, één productie overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof OLN Lease in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans het hoger beroep zal verwerpen en/of ongegrond zal verklaren, althans de vonnissen waarvan hoger beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van OLN Lease in de kosten van deze procedure, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.4 Ten slotte hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en is arrest bepaald.
3 De vaststaande feiten
3.1 Tegen de overwegingen van de kantonrechter in zijn vonnis van 21 mei 2001 inzake de vaststaande feiten zijn geen grieven of bezwaren gericht, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat.
3.2 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, is tussen partijen verder het volgende komen vast te staan:
[geïntimeerden] hebben omstreeks 28 mei 1998 bij T.S.A. Truck Sales Amersfoort B.V. (verder: T.S.A.) een personenauto uitgezocht van het merk Lancia, bouwjaar 1994 en kenteken HT-RX-16 (verder: de Lancia of de auto). Daarbij hebben zij kenbaar gemaakt dat zij slechts een deel van koopprijs van f 26.000,-- ineens konden voldoen (inclusief de inruil van hun oude auto een bedrag van f 6.500,--) en dat zij het restant wilden betalen door middel van een met Residentie Lease B.V. (de rechtsvoorganger van OLN Lease) te sluiten lease-overeenkomst. Vervolgens hebben Residentie Lease B.V. en [geïntimeerden] op 28 mei 1998 de als productie 1 bij repliek in conventie/antwoord in reconventie overgelegde schriftelijke overeenkomst gesloten, hebben [geïntimeerden] f 6.500,-- aan T.S.A. betaald en heeft Residentie Lease B.V. het restant van de koopprijs, te weten f 19.500,-- (productie bij memorie van grieven), aan T.S.A. voldaan en heeft T.S.A. volgens afspraak de auto aan Residentie Lease B.V. in eigendom geleverd (productie bij memorie van antwoord).
Voormelde overeenkomst van 28 mei 1998 heeft onder meer de volgende inhoud:
“OVEREENKOMST
(…)
Ondergetekenden:
(…) Residentie Lease (…) Hierna te noemen: verhuurder.
en
(…) [geïntimeerde sub 1] en/of [geïntimeerde sub 2] (,,,) Hierna te noemen: huurder.
overwegende dat de huurder zich het gebruik van onderstaande automobiel wil verschaffen en de verhuurder als eigenaresse van die automobiel bereid is de huurder daartoe door middel van huur in staat te stellen
komen overeen
dat verhuurder aan huurder verhuurt, zoals huurder van verhuurder huurt het automobiel (…)
Onder de navolgende voorwaarden en bedingen:
a. contractduur is 48 maanden, ingaande: 03-06-1998
b. Betaling (…)
c. (…) op iedere 1ste van de maand f 681,98 excl. BTW voor het eerst op 1 juli 1998 en voor het laatst op 1 juni 2002
d. Met een recht van koop voor f 5.500,00
e. (…)
f. Verzekering auto door (…) huurder (…)
g. Motorrijtuigenbelasting auto door verhuurder (…)
h. Onderhoud auto voor rekening van (…) huurder (…)”.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 Partijen sluiten zich aan bij het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 6 december 2001 onder 3.3 dat de onderhavige overeenkomst tussen OLN Lease en [geïntimeerden] niet als huurkoop kan worden aangemerkt.
4.2 In zijn grieven betwist OLN Lease het oordeel van de rechtbank in haar vonnis van 6 december 2001 onder 3.4 dat de tussen partijen op 28 mei 1998 gesloten overeenkomst niet als huurovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Volgens OLN Lease betreft deze overeenkomst een zogeheten operational lease en moet dus als een huurovereenkomst ex artikel 7A:1584 BW oud (thans artikel 7:201 BW) worden aangemerkt, waardoor (de bepalingen van) de Wet op het Consumentenkrediet (verder: WCK) volgens artikel 4 lid 1 aanhef en onder e WCK op deze overeenkomst niet van toepassing is (zijn). In haar overwegingen in het vonnis van 6 december 2001 onder 4.1, 4.2, 5, 6.3 tot en met 6.9, 7.1 tot en met 7.3 en 9 gaat de rechtbank ten onrechte van deze toepasselijkheid uit, aldus OLN Lease.
4.3 De wetsgeschiedenis bij artikel 1 WCK (TK, 1986-1987, 19 785, nr. 3, p. 68) vermeldt onder meer: “Centraal in de wet staat het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.”
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat het samenstel van de overeenkomsten tussen de consumenten [geïntimeerden], de autoleverancier T.S.A. en de “verhuurder” Residentie Lease B.V. een krediettransactie vormt als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder a sub 3 WCK. Volgens artikel 4 lid 1 aanhef en onder e WCK geldt de WCK, behoudens de daar vermelde uitzondering, niet voor krediettransacties die bestaan uit een overeenkomst van huur en verhuur of waartoe een zodanige overeenkomst behoort. Het spreekt vanzelf dat voormeld uitgangspunt om het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren, ook een rol moet spelen bij de toetsing aan artikel 4 WCK.
4.4 Uit het onder 3.2 aangehaalde vaststaande feit blijkt dat voor partijen bij de overeenkomst, ondanks de tekst van de overeenkomst (zie p. 3 onderaan en p. 4 bovenaan), bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst de financiering van de auto voorop heeft gestaan. Bij conclusie van repliek in conventie stelt OLN Lease onder andere het volgende: “De gebruikelijke gang van zaken met betrekking tot het totstandkomen van een overeenkomst met eiseres (OLN Lease, hof) bestaat eruit dat een (aspirant)klant zelf een auto uitzoekt bij een autohandelaar. Wanneer de klant niet ineens kan betalen én de autohandelaar doet zaken met eiseres dan kan een lease-overeenkomst tot stand komen. Hiertoe kan de klant dan een aanvraag indienen. Indien de aanvraag door eiseres wordt gehonoreerd, doet de klant een aanbetaling aan de autohandelaar. Eiseres voldoet het resterende bedrag aan de handelaar, waarmee meteen eiseres eigenaar wordt van de auto. Ook in het onderhavige geval is de overeenkomst op deze wijze tot stand gekomen.” Artikel 7 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepaalt dan ook dat “(d)e huurovereenkomst (…) de rechten die huurder terzake van de auto heeft tegenover de leverancier onverminderd (laat, hof) voortbestaan”. [geïntimeerden] spreken in dit verband ook over “het voorschieten van het ontbrekende deel van de koopprijs” door (de rechtsvoorganger van) OLN Lease (conclusie van dupliek in conventie/repliek, tevens vermeerdering van eis, in reconventie onder 7). Ook de vaste duur van de overeenkomst (4 jaar), waarbij tegenover de investering van OLN Lease van f 19.500,-- in beginsel een opbrengst stond van f 32.735,04 (exclusief BTW), waarvan OLN Lease enkel de motorrijtuigenbelasting behoefde te voldoen, wijst erop dat de door de [geïntimeerden] verschuldigde termijnen strekten tot volledige vergoeding van de door OLN Lease gepleegde investering en niet zozeer als tegenprestatie voor het verschaffen van het gebruik van de auto. Vrijwel alle lasten en risico’s die aan de auto verbonden waren, rustten op [geïntimeerden], zoals de (plicht tot) verzekering, de kosten van onderhoud, reparaties en vervanging van onderdelen, de kosten van het gebruik van de auto, alsmede de schade door verlies, tenietgaan of beschadiging van de auto indien de verzekeringsmaatschappij niet tot uitkering van de schade zou overgaan (zie de onder 3.2 aangehaalde overeenkomst en de artikelen 7-9 van de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden).
4.5 Anders dan OLN Lease verdedigt, is het hof op grond van het vorenstaande van oordeel dat het formeel-juridisch onder de naam van huur en verhuur geregelde genot van de auto de economische werkelijkheid maskeert waarin de financiering van het object van de overeenkomst voorop stond, zodat artikel 4 lid 1 aanhef en onder e WCK niet aan de gelding van de WCK in de weg staat. De rechtbank heeft de onderhavige (uitvoering van de) overeenkomst derhalve terecht onderworpen aan de regeling uit de WCK. Ten aanzien van de vierde en vijfde grief merkt het hof verder nog op dat OLN Lease in de toelichting op deze grief kennelijk miskent dat de overwegingen van de rechtbank in haar vonnis van 6 december 2001 onder 6.5 en 6.6 een uitwerking zijn van het in overweging 6.4 aangehaalde artikel 33 aanhef onder c sub 1e WCK, krachtens welke bepaling het bedingen van vervroegde opeisbaarheid van het door de kredietnemer verschuldigde enkel toelaatbaar is voor het geval dat deze gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag. De in de toelichting bedoelde achterstand betrof, naar in de voormelde overwegingen 6.5 en 6.6 ligt besloten en in hoger beroep niet is aangevochten, slechts één vervallen termijnbedrag (over september 1999), waarbij nog geen sprake was van twee maanden achterstand.
De grieven I tot en met VII en IX falen derhalve.
4.6 In de achtste grief voert OLN Lease aan dat [geïntimeerden] niet gerechtigd zijn de autoradio en de alarminstallatie van haar terug te vorderen, omdat deze deel uitmaakten van de auto. [geïntimeerden] hebben ter comparitie onbestreden aangevoerd dat de autoradio afkomstig is van hun bij de aankoop ingeruilde Opel en bij de aankoop is gebouwd in de Lancia, alsmede dat ze toen tevens (voor eigen rekening) een alarminstallatie in de Lancia hebben laten bouwen. Krachtens artikel 4 van de toepasselijke algemene voorwaarden mogen “(b)ij het beëindigen van de huurovereenkomst (…) alleen accessoires verwijderd worden indien huurder deze voor eigen rekening heeft laten aanbrengen en de verwijdering daarvan geen zichtbare beschadigingen ten gevolge heeft”. OLN Lease heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit voortvloeit dat de radio en de alarminstallatie als bestanddelen van de auto moeten worden aangemerkt, zodat OLN Lease door de eigendomsoverdracht van de Lancia van T.S.A. aan haar rechtsvoorganger tevens de eigendom zou hebben verkregen van deze bestanddelen. OLN Lease heeft evenmin betoogd dat verwijdering van de autoradio en de alarminstallatie zou leiden tot zichtbare beschadigingen. De grief faalt derhalve in zoverre.
Het eerste deel van de achtste grief is louter een herhaling van hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 6 december 2001 onder 10.1 heeft overwogen en bevat verder een bewijsaanbod van de daarin aangehaalde stelling van OLN Lease, tot het leveren van welk bewijs de rechtbank haar onder 10.2 reeds in de gelegenheid heeft gesteld.
4.7 De achtste grief richt zich verder tegen rechtsoverweging 10.3 van het vonnis van 6 december 2001 waarin de rechtbank haar beslissing betreffende de reconventionele vordering van [geïntimeerden]. van f 6.500,--, subsidiair een kwart van de waarde van de auto in oktober 1999, heeft aangehouden totdat OLN Lease inzicht heeft verschaft in de berekening van de door haar gestelde verdiscontering van deze aanbetaling in de maandelijkse lease-termijnen.
Nu het hof de zaak ter verdere afdoening zal terugwijzen naar de rechtbank, zal het daarover geen oordeel geven.
5 Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd en de zaak zal ter verdere afdoening worden teruggewezen naar de rechtbank te Arnhem. OLN Lease zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de tussenvonnissen van de rechtbank te Arnhem van 6 december 2001 en 25 april 2002;
veroordeelt OLN Lease in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] tot aan deze uitspraak bepaald op € 308,-- aan verschotten en op € 545,-- voor salaris van de procureur;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
wijst de zaak voor het overige ter verdere afdoening terug naar de rechtbank te Arnhem.
Dit arrest is gewezen door mrs. Steeg, Smeeïng-Van Hees en Hilverda, bij afwezigheid van de voorzitter en oudste raadsheer ondertekend door de jongste raadsheer, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 23 december 2003.