ECLI:NL:GHARN:2003:AO4877

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
B393/03 en B 394/03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Ginkel
  • A. Mens
  • J. van Ginhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning en wijziging van het ouderlijk gezag

In deze zaak verzoekt de vrouw het hof om de man te gelasten mee te werken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning, omdat de man volgens haar niet voortvarend meewerkt aan die verkoop. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende meewerkt en dat zijn argumenten om de verkoop uit te stellen niet steekhoudend zijn. De vrouw heeft recht op een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en het hof wijst het verzoek van de vrouw op basis van gewichtige redenen toe. De partijen komen overeen dat Makelaardij Eggink Maalderink B.V. de verkoop van de woning zal verzorgen. De man wordt verplicht om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw en de kinderen. Het hof bevestigt dat de man alleen het ouderlijk gezag over de jongste dochter [E.] heeft, terwijl de vrouw het gezag over de andere kinderen [A.] en [I.] heeft. De beslissing van het hof is deels een bekrachtiging en deels een vernietiging van de eerdere beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

25 november 2003
Familiekamer
Rekestnummers 393/2003 en 394/2003
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak met rekestnummer 393/2003:
[X.],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal beroep,
verweerder in het incidenteel beroep,
verder te noemen “de man”,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal beroep,
verzoekster in het incidenteel beroep,
verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr J.C.N.B. Kaal,
en in de zaak met rekestnummer 394/2003:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr J.C.N.B. Kaal,
tegen
[X.],
wonende te [woonplaats],
verweerder, verder te noemen “de man”.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 26 februari 2003, uitgesproken onder zaaknummer 71063 FARK 01-3363 en 82034 FARK 02-3577.
2 Het geding in hoger beroep
In de zaak met rekestnummer 393/2003
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 mei 2003, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat hij voortaan belast zal zijn met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de hierna te noemen [E.] en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] alsmede de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op nihil vast te stellen, althans op door het hof juist te achten bedragen.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen per fax ter griffie van het hof op 8 juli 2003, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Daarbij heeft zij tevens incidenteel beroep ingesteld. Zij verzoekt het hof in het principaal hoger beroep het verzoek van de man geheel af te wijzen en in het incidenteel hoger beroep te bepalen dat de hierna te noemen [E.] onder toezicht wordt gesteld, alsmede dat zij belast zal zijn met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [A.] en [I.], met vernietiging van de bestreden beschikking op dit punt.
2.3 De man heeft geen verweerschrift ingediend in het incidenteel beroep.
In de zaak met rekestnummer 394/2003
2.4 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 mei 2003, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor zover daarbij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] en in de kosten van haar levensonderhoud is vastgesteld, het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de man is toegewezen en, opnieuw beschikkende, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] op € 136,13 per kind per maand en in de kosten van haar levensonderhoud op € 780,- per maand vast te stellen, bij vooruitbetaling te voldoen, althans op door het hof juist te achten bedragen, het verzoek van de man de echtelijke woning voortgezet te gebruiken af te wijzen, de wijze van verdeling vast te stellen van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap, de verkoop van de woning aan de [adres] te gelasten en te bepalen dat de netto-opbrengst tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld, de man te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop aan een derde en de daarop volgende eigendomsoverdracht tegen een redelijke prijs, te bepalen door een door het hof te benoemen makelaar en voorts te bepalen dat bij gebreke van het verlenen van vrijwillige medewerking daartoe door de man uiterlijk 7 dagen na betekening van de ten deze door het hof te geven beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de levering, kosten rechtens.
2.5 De man heeft geen verweerschrift ingediend.
In beide zaken
2.6 De mondelinge behandeling in beide zaken heeft op 30 oktober 2003 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de man bijgestaan door mr H.C. Kiers, advocaat te Deventer en de vrouw bijgestaan door mr M.C. Blomme-Onderwater, advocaat te Zwolle. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Zwolle (hierna “de raad”) is [...] verschenen.
2.7 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een rapport van de raad van 28 juni 2002, en een faxbericht van de advocaat van de man van 29 oktober 2003 met bijlagen, een na de mondelinge behandeling ingekomen faxbericht van de advocaat van de man van 6 november 2003 alsmede een brief van de advocaat van de man van 6 november 2003 met bijlagen.
3 De vaststaande feiten
Ten aanzien van partijen
3.1 Partijen zijn op 26 mei 1988 met elkaar gehuwd. Bij de bestreden beschikking is echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 4 juni 2003 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [A.], op 10 juli 1988 (hierna “[A.]”);
- [E.], op 16 december 1992 (hierna “[E.]”) en
- [I.], op 16 november 1999 (hierna “[I.]”),
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3 Bij de bestreden -en in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank onder meer bepaald dat partijen met elkaar over gaan tot scheiding en deling van hun gemeenschap van goederen, voor zover aanwezig, dat de gewone verblijfplaats van [A.] en [I.] bij de vrouw zal zijn en die van [E.] bij de man en voorts dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot de datum waarop de echtelijke woning in verband met verkoop aan de nieuwe eigenaar zal worden overgedragen een bedrag € 100,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] en na de datum waarop de echtelijke woning zal zijn overgedragen aan de nieuwe eigenaar met een bedrag van € 136,13 per kind per maand en alsmede een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw dient te voldoen van € 518,- per maand, alle bijdragen bij vooruitbetaling te voldoen en tenslotte dat de man, als hij de echtelijke woning, gelegen aan de [adres], op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand nog bewoont, jegens de vrouw bevoegd is die bewoning gedurende zes maanden na dat tijdstip voort te zetten.
Ten aanzien van de man
3.4 De man vormt met [E.] een gezin. Zijn inkomen bedroeg tot 1 februari 2003 € 3.922,- bruto per maand, te vermeerderen met een tegemoetkoming van de werkgever in de premie voor de ziektekostenverzekering van € 135,54 per maand en vakantietoeslag. Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, van 13 januari 2003 is de arbeidsovereenkomst tussen de man en zijn toenmalige werkgever met ingang van 1 februari 2003 ontbonden onder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan de man van € 4.235,76 bruto. De man ontvangt met ingang van 3 maart 2003 een WW-uitkering, welke uitkering blijkens de specificaties van augustus tot en met oktober 2003 € 2.173,80 bruto per vier weken bedraagt, inclusief vakantietoeslag. De man heeft naast de algemene heffingskorting recht op extra heffingskortingen, te weten de kinderkorting en de alleenstaande ouderkorting.
3.5 De lasten van de man bedragen per maand:
- € 1.008,03 aan hypotheekrente;
- € 218,64 aan premies levensverzekering gekoppeld aan de hypotheken;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
- € 159,01 aan premie ziektekostenverzekering voor hemzelf en [E.].
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 2.106,- per jaar.
Ten aanzien van de vrouw
3.6 De vrouw, geboren op 17 juni 1958, vormt met [A.] en [I.] een gezin. De vrouw is werkzaam geweest als kapster. Zij is thans gedurende 14,5 uur per week werkzaam in de horeca waarmee zij ongeveer € 400,- netto per maand verdient. Zij ontvangt een aanvullende bijstandsuitkering. De vrouw is tegen ziektekosten verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. Zij heeft recht op extra heffingskortingen.
De vrouw betaalt per maand € 370,61 aan huur en € 14,- aan premie aanvullende ziekenfondsverzekering.
4 De motivering van de beslissing
4.1 Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben beide partijen verklaard akkoord te zijn met wijziging van het ouderlijk gezag over de kinderen in die zin dat de man alleen het ouderlijk gezag over [E.] en de vrouw alleen het ouderlijk gezag over [A.] en [I.] zal uitoefenen. Het hof zal overeenkomstig beslissen, nu blijkens het raadsrapport de door de ouders voorgestelde gezagswijziging het meest in het belang van de kinderen is.
4.2 De vrouw verzoekt in het incidenteel hoger beroep voor het eerst de ondertoezichtstelling ten aanzien van [E.] uit te spreken. Op grond van artikel 283 jo 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de vrouw het recht haar verzoek te verminderen, veranderen of te vermeerderen, mits deze wijziging betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijk verzoek. Nu de ondertoezichtstelling van [E.] in het oorspronkelijke verzoek niet is verzocht dient de vrouw naar het oordeel van het hof in haar verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling van [E.] niet-ontvankelijk te worden verklaard. Daaraan doet het bepaalde in artikel 823 Rv niet af. Bovendien overweegt het hof dat het verzoek onvoldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding zodat de vrouw op grond van artikel 827 lid 1, sub f Rv eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dat verzoek.
4.3 De man stelt dat de vrouw voor een groter deel in haar eigen levensonderhoud kan voorzien dan zij thans doet door haar parttime werk uit te breiden, danwel door als gediplomeerd kapster te gaan werken. Ondanks de zorg voor [I.] moet zij meer kunnen werken. De vrouw betwist dat. Zij stelt dat zij in verband met de zorg voor [I.] niet meer kan werken dan zij thans doet en zeker niet op fulltime-basis.
4.4 Het hof acht het niet reëel om van de vrouw, die de zorg heeft voor [I.] die 4 jaar is, te verwachten dat zij thans fulltime gaat werken. Ook in het geval de vrouw meer dan 14,5 uur per week gaat werken, hetgeen het hof niet onmogelijk acht, heeft zij, mede gelet op de welstand van partijen ten tijde van hun huwelijk, nog steeds behoefte aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud.
4.5 De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] te betalen.
4.6 Het hof gaat bij de vaststelling van de draagkracht van de man uit van de hiervoor onder 3.4 en 3.5 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld.
4.7 De vrouw stelt dat bij de vaststelling van de draagkracht van de man dient te worden uitgegaan van het inkomen dat hij ontving voordat hij werkloos werd. Nu de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting van de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man thans verwijtbaar werkloos is en dat hij in staat moet worden geacht elders een inkomen te genereren gelijk aan dat van voor zijn werkloosheid, gaat het hof uit van de WW-uitkering die de man thans ontvangt.
4.8 De man stelt dat rekening dient te worden gehouden met de in 3.5 genoemde eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning die hij thans nog tezamen met [E.] bewoont. Het hof is met de vrouw van oordeel dat de lasten van de echtelijke woning gelet op het inkomen van partijen te hoog zijn en dat al geruime tijd voor beide partijen volstrekt duidelijk is dat de woning verkocht moet worden. Daarbij is het hof van oordeel dat de man, ondanks de wetenschap dat hij andere woonruimte dient te zoeken, zich daartoe onvoldoende inzet. Daarbij overweegt het hof dat de vrouw binnen korte tijd er in is geslaagd een woning te vinden met een huur van € 370,- per maand. Het hof acht de stelling van de vrouw dat de man in aanmerking kan komen voor een woning met een huur van ongeveer € 400,- per maand voldoende aannemelijk en houdt dan ook met een bedrag van € 400,- netto per maand terzake van woonlasten aan de zijde van de man rekening, zowel vóór als na de verkoop van de voormalige echtelijke woning.
4.9 Nu de man betaling van het door hem opgevoerde bedrag van € 131,15 per maand terzake van kinderopvangkosten voor [E.] noch de noodzaak voor deze opvang heeft aangetoond, houdt het hof met deze kosten geen rekening.
4.10 Het hof is, evenals de vrouw, van oordeel dat de man in staat moet worden geacht zijn schulden bij Perfect for People, Postbank en Visa Card na verkoop van de echtelijke woning uit de dan te verwachten overwaarde te voldoen. Het hof houdt met aflossing op deze schulden door de man dan ook geen rekening.
4.11Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en gelet op de fiscale consequenties van een en ander acht het hof de man met ingang van 4 juni 2003 in staat als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw € 23,- per maand en als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] € 136,13 per kind per maand te betalen.
4.12 De vrouw heeft verzocht het verzoek van de man, strekkende tot toewijzing aan hem van het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning, alsnog af te wijzen. Het hof is van oordeel dat nu dit voortgezet gebruik door de man gelet op de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 4 juni 2003 eindigt op 4 december 2003, de man de echtelijke woning met de minderjarige [E.] bewoont en hij thans nog geen andere woonruimte heeft, de man voldoende belang heeft bij dit verzoek zodat de bestreden beschikking op dit onderdeel dient te worden bekrachtigd.
4.13 Nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat partijen nog geen enkel inzicht hebben in de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en zij beiden bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben verklaard boedelbeschrijving te wensen door een notaris, die tevens kan trachten partijen terzake te verenigen, zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bevestigen en het verzoek van de vrouw strekkende tot vaststelling van de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap afwijzen.
4.14 De vrouw verzoekt de man te gelasten mee te werken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning, gelegen te [adres] en daartoe tevens een makelaar te benoemen, nu de man volgens haar niet voortvarend meewerkt aan die verkoop. Zij verzoekt daarbij te bepalen dat bij gebreke van vrijwillige medewerking van de man de door het hof te geven beschikking in de plaats treedt van die medewerking.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de man onvoldoende voortvarend meewerkt aan de verkoop van genoemde woning. De stelling van de man dat hij in verband met het feit dat [E.] bij hem woont beperkt is in zijn keuze voor een andere woning en dat daarom de voormalige echtelijke woning nog niet verkocht kan worden, snijdt naar het oordeel van het hof geen hout. Onweersproken is immers gesteld dat de man in het bezit is van een urgentie-verklaring om in aanmerking te komen voor een huurwoning en dat de vrouw met de dochters van partijen op gelijke wijze in een eerder stadium voor een huurwoning in aanmerking is gekomen. Het hof zal het verzoek van de vrouw op dit onderdeel op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek toewijzen en het meer of anders verzochte afwijzen. Partijen zijn bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overeengekomen dat bij toewijzing van dit verzoek van de vrouw Makelaardij Eggink Maalderink BV, Keizerstraat 37 te Deventer dient te worden ingeschakeld, welke makelaardij met de verkoop zal worden belast. Het hof zal dienovereenkomstig beschikken.
5 De slotsom
5.1 Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, deels te vernietigen en deels te bekrachtigen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel beroep:
verklaart de vrouw in haar verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling van [E.] niet-ontvankelijk;
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 26 februari 2003, voor zover daarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zijn vastgesteld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 4 juni 2003 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] en [I.] € 136,- per kind per maand en als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw een bedrag van
€ 23,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
en voorts beschikkende:
bepaalt dat de man alleen belast is met het ouderlijk gezag over [E.] en dat de vrouw alleen belast is met het ouderlijk gezag over [A.] en [I.];
verleent de vrouw machtiging tot het door middel van verkoop te gelde maken van de woning aan de [adres] en bepaalt dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop aan een derde en de daarop volgende eigendomsoverdracht tegen een redelijke prijs;
bepaalt dat Makelaardij Eggink Maalderink B.V. belast zal worden met de hiervoor genoemde verkoop;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs Van Ginkel, Mens en Van Ginhoven en is op 25 november 2003 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.